UitgelichtHet boek “Met het oog op Kackadoris” van Cees Renckens is weer beschikbaar!

Koop hier het boek
Door: Rob Koene | Geplaatst: 24 mei 2002

Dwaalwegen in de Amerikaanse gezondheidspolitiek

Actieblad mei 2002 jaargang 113, nr.3. In de Verenigde Staten is nogal wat opschudding ontstaan over het rapport van de White House Commission on Complementary and Alternative Medicine Policy (WHCCAMP). Deze commissie werd door Clinton in 2000, in de nadagen van zijn presidentschap, ingesteld na een intensieve lobby van enkele senatoren. Eind maart is het […]

Actieblad mei 2002 jaargang 113, nr.3.

In de Verenigde Staten is nogal wat opschudding ontstaan over het rapport van de White House Commission on Complementary and Alternative Medicine Policy (WHCCAMP).
Deze commissie werd door Clinton in 2000, in de nadagen van zijn presidentschap, ingesteld na een intensieve lobby van enkele senatoren. Eind maart is het definitieve rapport gepubliceerd. Intussen was al duidelijk geworden dat de commissie uiterst eenzijdig was samengesteld.

James Gordon, psychiater en directeur van een centrum for Mind-Body Medicine in Washington was de voorzitter. Hij staat onder andere bekend als een vurig aanhanger van de Baghwan beweging. De National Council Against Health Fraud (NCAHF), een Amerikaanse consumentenorganisatie die betrouwbare informatie over gezondheid wil bevorderen, had al snel ontdekt dat de leden van de commissie vrijwel allemaal voorstanders waren van alternatieve behandelwijzen of financiële belangen hadden op dit terrein. Onder hen waren gelovige aanhangers van behandelwijzen als acupunctuur, Reiki, homeopathie, kruiden, kwakzalverdiëten en “energie”-geneeskunde. Wetenschappelijke onderzoekers ontbraken in de commissie.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de aanbevelingen in het rapport alle bedoeld zijn om de alternatieve behandelwijzen (CAM) te bevorderen. Alle standaardkreten uit de kwakzalverij komen aan de orde in de uitgangspunten: holisme, zelfgenezend vermogen, iedere persoon is uniek. De commissie pleit voor integratie van CAM met reguliere geneeskunde (door de commissie nogal tendentieus als ‘conventionele geneeskunde’ betiteld). Ook de opleidingen dienen meer geïntegreerd te worden. In reguliere medische curricula moet onderwijs in CAM worden opgenomen en in de CAM-opleidingen onderwijs in de reguliere geneeskunde. Regulier geneeskundigen en CAM behandelaars moeten intensief samenwerken. Er moet meer geld komen voor onderzoek. De kosten van ‘erkende’ alternatieve behandelwijzen moeten door de ziektekostenverzekeraars vergoed worden.

Het rapport is een en al wolligheid en zit vol interne tegenspraken. Bij oppervlakkig lezen lijkt het alsof de commissie ervoor pleit om bij het onderzoek van CAM de grondregels te hanteren die gelden voor behoorlijk wetenschappelijk onderzoek. Maar enkele bladzijden verder staat dan weer dat CAM een speciale aanpak verdient.

Op de ene plaats geeft de commissie toe dat er nauwelijks gegevens zijn over effectiviteit en veiligheid van CAM, maar elders wordt beweerd dat van verschillende behandelingen de effectiviteit bewezen is. Welke behandelwijzen dat dan wel zouden zijn blijft zorgvuldig onbesproken. Echte discussie wordt vermeden met de bekende dooddoener dat er meer onderzoek nodig is. De commissie is er daarbij vast van overtuigd is dat méér onderzoek de effectiviteit en veiligheid van de meeste behandelingen zal aantonen.

De nogal heftige protesten over de eenzijdige aanpak van de commissie hebben er toe geleid dat het rapport uiteindelijk op vele plaatsen is bijgesteld. De laatste versie met bijstellingen is overigens niet meer door de voltallige commissie beoordeeld en goedgekeurd.

De hele gang van zaken rond het rapport werd zelfs twee leden van deze zo eenzijdig samengestelde commissie te bar. Ze schreven een minderheidsrapport, waarin ze vooral afstand namen van de hele sfeer die het rapport ademt. Hun algemene kritiek is dat er in het rapport geen gepaste aandacht is voor de beperkingen van onbewezen en niet-gevalideerde “CAM” interventies en dat de risico’s van deze behandelingen niet adequaat worden besproken. Zij plaatsen onder meer de volgende kanttekeningen:
– De samenstelling van de commissie was eenzijdig, doordat erin alleen voorstanders van CAM zaten.
– Bij de publieke ‘hearings’ kwamen te weinig mensen aan het woord die een gezonde scepsis hebben met betrekking tot CAM, terwijl deze scepsis toch aanwezig is in veel sectoren van het Amerikaanse openbare leven.
– De commissie pleit voor meer wetenschappelijk onderzoek zonder daarbij aperte absurditeiten, zoals bijvoorbeeld iridoscopie of gebedsgenezing uit te sluiten. Dit is gebaseerd op de valse aanname in het rapport dat de meeste vormen van CAM uiteindelijk werkzaam zullen blijken te zijn. Dit zal leiden tot verspilling van onderzoeksgelden.
– Er is een overmatig gebruik van de termen ‘welzijns- en gezondheidsbevordering’ en ‘preventie’. Ten onrechte suggereert het rapport, zonder overigens uit te leggen wat men onder deze termen moet verstaan, dat CAM hierin een belangrijkere rol speelt dan de reguliere geneeskunde. De schrijvers merken fijntjes op dat CAM op dit terrein veel hoogst twijfelachtige behandelwijzen propageert zoals ‘qi-balans’, ‘elimineren van parasieten en toxinen’, en ‘lever- en bloedzuivering’ middels een grote verscheidenheid aan supplementen.
– De aanbeveling om overal nieuwe onderzoeksinstellingen op te richten die zich bezighouden met CAM, vinden Low Dog en Fins overbodig. Zij wijzen erop dat er al jarenlang een National Center for Complementary and Alternative Medicine (NCCAM) bestaat binnen the National Institutes of Health. Volgens hen is hier alle expertise voldoende geconcentreerd. Quackwatcher Stephen Barrett merkt in zijn analyse van het rapport hierbij op dat dit instituut in zijn 10-jarig bestaan en na meer dan 100 miljoen dollars aan researchgeld te hebben opgemaakt, nog nooit enigerlei belangwekkende onderzoeksbevinding heeft gedaan en nog nooit een alternatieve methode als ineffectief of irrationeel heeft gekwalificeerd.

 

Welke invloed gaat dit volumineuze rapport nu krijgen in de Verenigde Staten? Gezien zijn wolligheid, zijn vaagheid en de vele, elkaar tegensprekende passages lijkt succes voor de commissie niet verzekerd. Iedereen kan wel iets van zijn gading vinden in het rapport. Het is eigenlijk onbegrijpelijk dat een stelletje volwassen mensen zoveel onduidelijkheid en inconsistentie weet te produceren en daarvoor dan zoveel bladzijden nodig heeft.
Er zijn nogal wat critici die voorspellen dat het uiteindelijk in een donkere lade in het Witte Huis zal verdwijnen. Dat lijkt een goede rustplaats na deze lange lijdensweg.

Reactie in Nederland
Het is natuurlijk interessant om te zien hoe in Nederland de alternatieve hoek reageert op het rapport. De gratis e-mail nieuwsservice ‘GOED NIEUWS’ maakt het wel erg bont. Deze informatierubriek over complementaire zorg en alternatieve behandelwijzen wordt verzorgd door het Van Praag Instituut. De doelstelling is het verschaffen van objectieve informatie. Uit het volgende citaat blijkt wat het Van Praag Instituut hieronder verstaat:

‘Vernietigende kritiek van medisch fundamentalisten op eindrapport Witte Huis Commissie. …. De medisch fundamentalisten, die niets van CAM willen weten, schreeuwen intussen moord en brand. Al vanaf de instelling van de commissie en zeker de laatste twee maanden hebben zij op alle mogelijke manieren geprobeerd de leden van de commissie zwart te maken, daarbij geholpen door het feit dat James Gordon, de voorzitter van de commissie, inderdaad nogal lichtgelovig lijkt. Nu bovendien twee van de commissieleden zich op een aantal punten gedistantieerd hebben van het eindrapport, worden alle registers opengetrokken om het werk van de commissie in diskrediet te brengen.’

De WHCCAM was in haar rapport nog een beetje voorzichtig met de toch al tendentieuze terminologie ‘conventionele geneeskunde’, maar de objectieve redacteur van ‘Goed Nieuws’ vliegt pas echt uit de bocht. Moeten we hem niet eens vragen wat de definitie is van ‘medisch fundamentalisten?’

Rob Koene

Prof.dr. R.A.P. Koene (1938) studeerde geneeskunde aan de KU te Nijmegen. Van 1965 tot 1969 volgde hij de opleiding tot internist in het Sint-Radboudziekenhuis te Nijmegen. In 1969 en 1970 werkte hij in het Massachusetts General Hospital te Boston, alwaar hij zich verder bekwaamde in de klinische Nierziekten en laboratoriumonderzoek deed op het gebied van de transplantatie. In 1980 werd hij benoemd tot hoogleraar in de Nefrologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Van 1982 tot 2001 was hij hoofd van de afdeling Nierziekten van het Universitair Medisch Centrum St. Radboud te Nijmegen en van 1992 tot 1999 tevens voorzitter van de Cluster Inwendige Specialismen. Van 1974 tot 1987 was hij voorzitter van de Transplantatie Werkgroep Nederland en van 1984 tot 1988 voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Nefrologie. Hij heeft wetenschappelijk onderzoek verricht op de volgende terreinen: transplantatie-immunologie, klinische transplantatie, experimentele glomerulonefritis, erytropoëtine en hypertensie.

Gerelateerde artikelen

artikelen - 30 april 2021

Nederlandse kinderen worden vaak door alternatieve therapeuten behandeld blijkt uit onderzoek van kinderartsen.

artikelen - 24 januari 2018

Uit onderzoek van de Yale University blijkt dat kankerpatiënten die alternatieve therapieën doen, een grotere kans lopen te overlijden.

artikelen - 06 januari 2017

Alternatief genezers proberen via een vermelding in het Centraal Register Kort Beroeps Onderwijs via een omweg aan rijkssubsidie te komen.