Wat is kwakzalverij?

Wat is kwakzalverij?

Kwakzalverij is:
(a) elk beroepsmatig handelen c.q. het verlenen van raad of bijstand in relatie tot de gezondheidstoestand van mens of dier
(b) dat niet gefundeerd is op toetsbare en voor die tijd logische dan wel empirisch-houdbare hypothesen en theorieën
(c) die actief onder het publiek worden verspreid (‘overpromotion’)
(d) zonder dat toetsing binnen de beroepsgroep op effectiviteit en veiligheid heeft plaatsgevonden en
(e) die (veelal) zonder overleg met mede-behandelaars wordt toegepast.’

De VtdK stelt nadrukkelijk dat de term ‘kwakzalver’ of ‘kwakzalverij’ niet noodzakelijk een beschuldiging van kwade trouw of oplichting inhoudt.

(zie ook: Kwakzalvers van de twintigste eeuw)

Deze definitie is op kleine wijzigingen na dezelfde als die gepresenteerd is tijdens het hoger beroep in de rechtszaak-Houtsmuller op 22 september 2000, zie:
Uren met Houtsmuller (V): Het hoger beroep, Actieblad tegen de Kwakzalverij 111.6 (december 2000), p. 8-10.

Om deze definitie draait ook een andere rechtszaak. De Hoge Raad heeft uitgesproken dat de VtdK het recht heeft zich van deze definitie te bedienen.

Andere bekende definities (maar niet die van de VtdK) zijn de volgende drie woordenboekdefinities:
De 14de druk van het Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal (Van Dale) geeft:

kwakzalverij (de (v.)) 1 de wijze van doen van de kwakzalver 2 kwakzalversmiddel.

kwakzalver (de (m.)) 1 iem. die nutteloze middelen toepast ter genezing van een of andere ziekte, of middelen beweert te kennen tegen alle mogelijke ziekten, ofwel iem. die zulke middelen, meestal met veel ophef, te koop aanbiedt, syn. lapzalver; – onbevoegd beoefenaar der geneeskunst 2 (fig.) iem. die het publiek wat op de mouw wil spelden, syn. boerenbedrieger, oplichter, knoeier.

Het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT) geeft in 1916:

KWAKZALVER, znw. m., mv. -s [Na een etymologische inleiding waarin onder meer het verband met kwakzalf, wellicht ‘aanvankelijk alleen eene zalf die als huismiddeltje wordt toegepast’ en kwakmiddeltje=huismiddeltje wordt gelegd]:

– Iemand die nuttelooze middelen toepast ter genezing van de een of andere ziekte, of middelen beweert te kennen tegen alle mogelijke ziekten, ofwel iemand die zulke middelen, inzonderheid met veel ophef, te koop aanbiedt.
– Kwakzalvers worden genoemd als voorbeelden van welbespraaktheid, knapheid in boerenbedrog, enz.
– Ook in fig. gebruik komt kwakzalver voor; en voorts wordt het bij uitbreiding vaak gebruikt voor iemand die ’t publiek iets op de mouw wil spelden, boerenbedrieger, oplichter enz,; soms ook voor: iemand die altijd over de een of andere zaak praat, “er mee te koop loopt”.

Het WNT citeert onder meer uit Een Bloemhof van allerley lieflijkheyd sonder verdriet (1668), van de Nederlandse spinozist, arts en jurist Adriaen Koerbagh, een verklarend woordenboek voor uitheemse termen:
‘Charlatan, een kwakzalver of land-loopend genees-meester of liever genees-swetser, die dapper onder ’t voortbrengen van veel kwakken en klugten, swetsen en opsnyen kan by ’t gemeene volk op de markten van de kragten van syn heel-smeer of salf, en roemen, dat hy der by na allerley kwaale mede geneesen kan.’

Nederlands Tijdschrift tegen de Kwakzalverij

Schrijf je in en ontvang het Nederlands Tijdschrift tegen de Kwakzalverij (NTtdK).

Word lid east
Kwakzalverij