UitgelichtHet boek “Met het oog op Kackadoris” van Cees Renckens is weer beschikbaar!

Koop hier het boek
Door: C.P. van der Smagt | Geplaatst: 30 januari 2003

De Inspectie en gevaarlijke kwakzalverij

Verslag van de voordracht gehouden tijdens de jaarvergadering van de Vereniging 2002 door Prof. dr. J.H. Kingma, inspecteur-generaal voor de Gezondheidszorg Als laatste spreker trad op prof. dr. J.H. Kingma, inspecteur-generaal voor de Gezondheidszorg. Het bestuur van de VtdK had de volgende titel voor de voordracht bedacht: ‘Oude vijanden: de Inspectie voor de Gezondheidszorg en […]

Verslag van de voordracht gehouden tijdens de jaarvergadering van de Vereniging 2002 door Prof. dr. J.H. Kingma, inspecteur-generaal voor de Gezondheidszorg

Als laatste spreker trad op prof. dr. J.H. Kingma, inspecteur-generaal voor de Gezondheidszorg. Het bestuur van de VtdK had de volgende titel voor de voordracht bedacht: ‘Oude vijanden: de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de kwakzalverij: nog steeds actueel?’ Kingma liet zich niet in dat keurslijf drukken. Hij betoogde dat men met vijandsbeelden voorzichtig moet zijn, zeker de overheid, en gaf aan zijn rede de titel mee: ‘De Inspectie en gevaarlijke kwakzalverij.’ Hij memoreerde dat de verhouding tussen Inspectie en VtdK de laatste jaren gespannen is geweest. ‘Aan de ene kant doet de Inspectie in uw ogen nooit genoeg tegen het kwaad, aan de andere kant heeft u de Inspectie hard nodig, wil er überhaupt tegen uitwassen opgetreden worden.’ De spreker dook in de geschiedenis en herinnerde aan het tot stand komen van de wet op de uitoefening van de geneeskunst (WUG – 1865) ‘om een einde te maken aan de welig tierende kwakzalverij’, zoals in de toelichting stond. De instantie die de wet moest handhaven, de Geneeskundige Inspectie, werd bemand met keurige heren, gestoken in uniform met sabel. De ‘welig tierende kwakzalverij’ mag dan wat teruggedrongen zijn in het ruim 130-jarige bestaan van de WUG, maar het verschijnsel is nooit uitgebannen, hoogstens verdreven naar duistere achterkamertjes. Tegenwoordig weten we dat de samenleving niet ‘maakbaar’ is en dat wetten en regels de werkelijkheid niet kunnen modelleren, maar moeten codificeren.

Daarom is de wet BIG (1997) tot stand gekomen na een 20-jarige aanloopperiode waarin ‘poldermodel’, ‘gedoogcultuur’ en een ’terugtredende overheid’ geleidelijk gemeengoed zijn geworden. Krachtens de wet BIG staat geneeskundig handelen aan iedereen vrij, op een aantal handelingen na die voorbehouden zijn aan bepaalde beroepen. Grondgedachte van de nieuwe wet is dat de burger mans genoeg is om zelf uit te maken waar hij zijn gezondheidszorg haalt en of we het er mee eens zijn of niet, de wet is democratisch tot stand gekomen en een uitvloeisel van de maatschappelijke ontwikkelingen. Toch wordt de vraag of enige regulering van het alternatieve veld niet gewenst is, steeds weer gesteld.

De hoogleraar gezondheidsrecht Henriëtte Roscam Abbing wijst op de risico’s van volledige liberalisering. Als mensen zelf mogen kiezen, moeten ze ook weten waarvoor. In het alternatieve veld moet net als in de reguliere zorg echt sprake zijn van informed consent. Zij pleit voor de verplichting om eerst een reguliere diagnose te laten stellen voordat gekozen wordt voor een alternatieve behandeling. In de reguliere geneeskunde duurt het stellen van de diagnose echter meestal heel lang, terwijl het magische moment, het genezende recept een kwestie van seconden is. Tot nu toe is er van enige regulering nog niets terecht gekomen. De enige uitzondering is de registratie van homeopathische middelen, een enorme administratieve onderneming met het uit de weg gaan van de vraag waar het eigenlijk om gaat: een wetenschappelijke onderbouwing van de werking.

Intussen lijkt er sinds 11 september 2001 een nieuwe kentering gaande. In plaats van ‘gedogen’ spreken we nu over zero-tolerance. De terugtredende overheid moet weer directiever worden en de veiligheid van de gezondheidszorg garanderen. Hier ligt een taak voor de Inspectie. Wanneer moet deze echter ingrijpen? De Inspectie richt zich voornamelijk op gevaarlijke kwakzalverij. ‘Het overgrote deel van de alternatieve behandelaars bestaat uit onschuldige iriscopisten, acupuncturisten en kruidenvrouwtjes die geen vlieg kwaad doen. Ook al valt de werkzaamheid van hun behandelingen soms te betwijfelen, hélpen doet het vaak wel. Zolang alternatieve behandelaars geen onaanvaardbare risico’s voor de burgers opleveren – en dus gevaarlijk worden – zie ik geen problemen’, aldus Kingma.

De grote vraag naar alternatieve behandelmethoden geeft aan dat het reguliere veld niet in alle behoeftes voorziet. Kennelijk vinden veel mensen bij acupuncturisten en homeopaten antwoorden op vragen die ze elders niet krijgen. ‘Geloof geeft hoop en hoop doet leven.’ De reguliere zorg wordt – met z’n wetenschappelijke en technologische benadering – als te kil ervaren. ‘Hoe is het mogelijk dat weldenkende mensen zich overleveren aan charlatans?’, vraagt men zich in de VtdK af. Aanhangers van ‘alternatief’ stellen dat er ‘meer is tussen hemel en aarde’ waar de reguliere zorg blind voor is, de reguliere zorg die niet alleen cures, maar ook kills (een paar duizend overbodige doden per jaar).

De laatste jaren is de samenleving van tijd tot tijd geconfronteerd met gevallen van gevaarlijke kwakzalverij: de iatrosofenkwestie, de Essaïdi Aqua Tilis therapie, de sonotherapie, de macrobioot Nelissen en recent de affaire Sylvia Millecam. Allemaal ‘lucratieve handel in valse hoop’. Steeds werd er geroepen dat de Inspectie moest ingrijpen. Maar sinds de invoering van de wet BIG is de Inspectie een scheidsrechter zonder fluit, een brullende leeuw zonder tanden. Met name als het niet-BIG-geregistreerde genezers betreft is de Inspectie machteloos omdat het aan sanctiemogelijkheden ontbreekt. Als een alternatieve behandelaar wel BIG-geregistreerd is kan de Inspectie hem dwingen zijn praktijken te stoppen, maar alleen met behulp van de Officier van Justitie. Zelfstandig kan de Inspectie dit alleen als het artsen en andere erkende beroepsbeoefenaren betreft (geregeld volgens art. 3 van de wet BIG – red.).

De recent in de Tweede Kamer behandelde wetswijziging betreft niet-BIG-geregistreerde zorgverleners die schade veroorzaken of bij wie er een aanmerkelijke kans op het veroorzaken van schade bestaat. Die zorgverleners kunnen de Inspectie en het Openbaar Ministerie (O.M.) samen voortaan de beroepsuitoefening verbieden. Maar het O.M. is niet erg actief. Voor het vervolgen van titelmisbruik bijvoorbeeld heeft men geen tijd, terwijl hiervoor nota bene destijds de Inspectie is ingesteld. Hoewel dus de enige mogelijkheid hier het strafrecht is, is er voor de Inspectie wel een taak weggelegd. Ze moet niet alleen de medische expertise leveren voor het O.M., maar ook het bewijs. Dit laatste lukt vaak niet, maar soms ook wel. In de iatrosofenkwestie en de zaak-Nelissen heeft de Inspectie indirect aan de veroordeling bijgedragen en voor de zaak Millecam is een apart onderzoeksteam geformeerd dat, ondanks de negatieve opstelling van het O.M., binnenkort met zijn bevindingen naar buiten zal komen.

Zoals gezegd zijn de mogelijkheden voor de Inspectie bij beroepsbeoefenaren als artsen e.d. wat groter. Ze beschikt over een bevelsinstrument waarmee de beroepsuitoefening van zo’n arts kan worden beperkt of gestopt. Verder dient ze tuchtklachten in tegen artsen die erg over de schreef gaan. De tuchtrechter kan een waarschuwing, boete of schorsing opleggen. Maar in Nederland geschorste artsen zetten hun kwalijke praktijken in Frankrijk of Spanje gewoon voort.

Kingma beseft wel dat het voor de VtdK allemaal lang niet ver genoeg gaat. Ongefundeerd medisch handelen wordt soms voor de tuchtrechter gebracht (onlangs nog een Simeons-afslanktherapeut – nog geen uitspraak), maar homeopaten e.d. gaan vrijuit. ‘Mensen met ‘kwalen’ die niet echt ziek zijn kun je beter bestoken met homeopathische middeltjes dan met echte medicijnen.’ De VtdK kan zich een ongenuanceerd standpunt permitteren, de Inspectie heeft zich echter te houden aan ‘beginselen van behoorlijk bestuur, wetten en regels’. Ze functioneert als resultante van het totale krachtenveld in de samenleving. De kreet ‘de Inspectie moet eindelijk eens ingrijpen’ suggereert bovendien een bevoegdheid die er niet is. Werkelijk ingrijpen is voorbehouden aan de rechter.

De spreker besloot met een anekdote uit zijn studententijd, van een huisarts die vaak en met succes het drankje solutio FK voorschreef. Pas na vergeefs zoeken in de formularia, hoorde hij van de huisarts dat FK stond voor flauwe kul; de apotheker wist precies wat ermee werd bedoeld. Tegenwoordig is zulk handelen ondenkbaar geworden, maar het zou best wel eens kunnen zijn dat de homeopathische middelen de functie van solutio FK hebben overgenomen. Zieken zijn nu eenmaal irrationeel. De natuurwetenschappelijke benadering moet de basis zijn voor de opleiding van artsen, verpleegkundigen, tandartsen enz., maar die neigt er wel toe de mens uit het oog te verliezen. ‘De mens moet echter uiteindelijk centraal staan, hij is de maat van ons medisch handelen.’

In de discussie ging Kingma in op de suggestie om de wet BIG zodanig aan te passen dat de bevoegdheid van de Inspectie om in te grijpen vergroot zou worden. Dit is niet mogelijk: de wet is zeer populair in het parlement. Bovendien zou het niet helpen. Geef een kwakzalver bevel om bepaalde handelingen te staken en hij begint morgen met iets anders.

Prof. Timmerman merkte op dat de Inspectie, door zich niet druk te maken over homeopathische middelen, in feite het gebruik ervan aanmoedigt. Kingma stelde zich op het standpunt dat het gebruik van homeopathica moet worden ontzien omdat het onschadelijk is. In Nederland worden al veel minder medicijnen voorgeschreven dan in de landen om ons heen, maar er zijn nu eenmaal mensen, vooral uit andere culturen, die per se een recept willen hebben. Dan maar het liefst iets dat niet werkt en dus ook geen bijwerkingen heeft.

C.P. van der Smagt

Studeerde van 1955 tot 1963 geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Na een klinische stage van twee jaar was hij gedurende 30 jaar werkzaam als huisarts. Hij publiceerde diverse artikelen over alternatieve geneeswijzen en schreef op verzoek van de stichting Skepsis een boekje over homeopathie. Hij is thans gepensioneerd.

Gerelateerde artikelen

artikelen - 24 februari 2009

Minister Klink wil artikel 96 in de wet BIG aanscherpen. Een zonde daartegen moet een misdrijf worden in plaats van een overtreding. IGZ moet meer bevoegdheden krijgen, bijvoorbeeld om op staande voet een boete op te leggen, of om ook tegen kwakzalversinstituten en niet alleen maar individuen op te treden. Misleidende namen ('Medisch Centrum Maria Magdalena') en dito aanprijzingen worden ook strafbaar.
De VtdK is natuurlijk blij dit te horen. Echter, van het huidige artikel 96 werd nauwelijks gebruik gemaakt. Het knelpunt zit bij IGZ en het OM. Die toonden tot nu toe weinig animo om zich met de niet-reguliere genezerij te bemoeien.

artikelen - 03 december 2004

PERSBERICHT Kwakzalverijbestrijding vreest misleiding over homeopathie   De Vereniging tegen de Kwakzalverij heeft er bij het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) op aangedrongen de registratie van homeopathische middelen onmiddellijk te staken. Dit dringende advies volgt op de recente uitspraak in hoger beroep door de Raad van State, dat fabrikanten van homeopathische middelen niet verplicht […]

artikelen - 04 oktober 2004

Sinds sommige homeopathische middelen met een officieel geregistreerde en toegestane indicatie mogen worden verkocht, staat er op het etiket van deze middelen de verplichte vermelding, dat ‘de werkzaamheid ervan door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen niet met wetenschappelijke criteria is beoordeeld’. Net als tien jaar geleden toen de Alkmaarse homeopathiefabrikant VSM in een rechtszaak […]