Door: Jan Willem Nienhuys | Geplaatst: 14 augustus 2009

Gerard Croiset in het Maandblad

Het Maandblad tegen de Kwakzalverij berichtte geregeld over het medium Gerard Croiset. Er was weinig positiefs te melden.

Gerard Croiset in het Maandblad

Nog steeds duikt de naam Croiset op als lichtgelovigen willen duidelijk maken dat helderziendheid bestaat. Telkens maar weer moet men uitleggen dat Croiset zijn roem dankte aan een echte geleerde (Tenhaeff) die in hem geloofde, terwijl de geleerde het tot professor schopte omdat hij een echt medium had ontdekt. Er is natuurlijk het befaamde artikel van Piet Hein Hoebens, maar het Maandblad tegen de Kwakzalverij berichtte ook wel eens over Croiset. Hier een overzicht van de belangrijkste ‘gevallen’. De oudere gevallen, die niet op de website staan, zijn verzameld in een word-document dat rechtboven is aangehangen.

MtdK 67.2 (februari/maart 1952). De bekende Croiset heeft in de Psychiatrische en Neurologische Universiteitsklinieken van professor van der Horst en professor Biemond te Amsterdam patiënten gemagnetiseerd. De resultaten zijn neergelegd in Folia Psychiatrica Neurologica et Neurochirurgica Neerlandica 1949, pagina 249, door H. Musaph: Researches into the so-called Animal Magnetism or Mesmerism. Het resultaat is negatief. Alleen een psychische beïnvloeding wordt geconstateerd doch niets specifieks.

MtdK 67.6 (juni 1952). Voor de artsenkringen van Haarlem en Kennemerland een lezing gehouden voor 150 artsen.

‘Op de bedoelde avond hield Dr. W.H.C. Tenhaeff een lezing over bovenzinnelijke krachten ter introductie van de magnetiseur Croiset die na een korte toespraak enkele patiënten demonstreerde.

De rede van Dr. Tenhaeff die geen arts, doch parapsycholoog is en als zodanig als lector verbonden is aan de Utrechtse Universiteit, was door woordkeus en voordracht alleszins de moeite waard. De demonstratie daarentegen werd een volkomen mislukking, dankzij het feit dat enige aanwezige zenuwartsen konden vaststellen dat niets bovennatuurlijks gezien werd. Ook hier kon alles zonder moeite door de ons artsen wel zeer bekende suggestieve behandeling worden verklaard. Het feit dat de niet tot arts opgeleide persoon niet in staat is tot de nodige zelfcritiek, maat dat de resultaten als iets bovenzinnelijks, althans als iets anderd dan suggestie worden aangeduid.’

MtdK 71.8 (augustus 1956). Op 8 juni 1956 liep Hans Vissers (16) uit Utrecht van huis weg wegens een standje over een slecht rapport. Ten einde raad raadpleegde vader Vissers Croiset. Deze zei eerst dat Hans in Antwerpen was, en toen Hans daar niet gevonden werd dat hij in Parijs was. Naspeuringen aldaar leverden ook niets op. Op 13 juli werd het signalement van de vermiste doorgegeven aan radio en pers. Enkele uren later werd Hans in een tram in Den Haag aangehouden. Hij had al die tijd in een Haags hotel gewerkt.
Bron: De Telegraaf van 18 juli 1956.

MtdK 72.2-3 (februari/maart 1957). Op 1 oktober 1956 verliet een bejaarde man uit Zeist zijn woning en werd het laatst gezien op de Woudenbergseweg. Volgens Croiset was de vermiste verdronken. Men ging dreggen rond het Slot en het Broeder en Zusterplein. Op 9 maart 1957 werd nogmaals nauwkeurig gezocht in de bossen langs de Woudenbergseweg. Daar werd het stoffelijk overschot gevonden.
Bron: Zeister Courant 17 oktober 1956 en Nieuwe Zeister Courant 11 maart 1957

MtdK 72.4 (april 1957). Op 13 april 1956 verliet Johan F. (9) de ouderlijke woning aan de Vlietkade in Rotterdam, en verdween spoorloos. Tien paragnosten werden ingeschakeld. Zij zeiden allemaal dat Johan verdronken was, maar gaven allemaal verschillende plaatsen aan. Croiset gaf ook een plaats aan, maar toen daar niets gevonden werd, zei hij dat het lichaam met de stroom meegevoerd was.

MtdK 72.5 (mei 1957). Croiset neemt op zich om 5 kindermoorden in Chicago op te lossen. Hij verstrekt allemaal oncontroleerbare details. Er wordt verder niets meer vernomen.

Croiset bemoeide zich trouwens vaker met buitenlandse zaken. Zo vermoordde de ‘Yorkshire Ripper’ tussen 1975 en eind 1980 in Noord-Engeland in totaal dertien vrouwen. Tal van paragnosten bemoeiden zich ermee, onder wie ook Croiset. Ze hadden het allemaal fout. Croiset had onder meer (in The Sun op 28 bovember 1979) te melden dat de dader in het centrum van Sunderland woonde. In feite ging het om Peter Sutcliffe uit Bradford.

MtdK 72.7 (juli 1957). Een tamelijk uitvoerig verhaal over twee Amsterdamse broertjes (6 en 9) die niet thuisgekomen waren op een donderdagavond in oktober 1955. De vader had ze om zes uur nog zien spelen op straat, maar om half zeven waren ze spoorloos. De volgende morgen ging de vader naar de politie. Een Amsterdamse telepaat vertelde de moeder dat de kinderen in leven waren en met een vrachtauto waren meegereden. De ouders vonden het akelig dat de politie dit niet wilde geloven. Een grondig onderzoek van de wijde omgeving leverde niets op. In de loop van de dag hadden de ouders Croiset gebeld. Die had meteen gezegd dat de jongetjes in de Singel verdronken waren. De politie liet de volgende morgen (zaterdag) dreggen, hoewel de vader eerder had verklaard dat zijn kinderen vast niet bij de Singel waren gaan spelen, omdat hij dat verboden had. Op zondagmiddag verscheen Croiset in Amsterdam en verklaarde daar dat de lijken van de kinderen niet meer op dezelfde plaats lagen, maar dat ze voor de volgende donderdag gevonden zouden worden in de Amstel. Er was nog een derde paragnost die zich ook met een verdrinkingsverhaal aan de ouders opdrong. Diezelfde zondag werden de kinderen echter gevonden op nog geen honderd meter van de woning. Ze waren bij het spelen in een kist op een parkeerplaats achter een hotel gekropen, het deksel was dicht en in het slot gevallen. De kinderen zijn daarna in hun slaap overleden. ‘De ouders hebben zo’n grote afschuw van helderzienden en soortgelijke lieden overgehouden, dat zij eenieder zouden willen toeroepen zich nooit met deze charlatans in te laten.’

In het laatste van drietal artikelen getiteld ‘Parapsychologie en kwakzalverij’ door P.B. Ottervanger (juli, november, december 1957) merkt deze op dat als Croiset afdoende gecontroleerd wordt door werkelijk kritische personen, bijvoorbeeld voor de Duitse of Nederlandse tv, dan faalt Croiset erbarmelijk. ‘Het heeft overigens geen zin mislukkingen van [Croiset] op te sommen omdat die toch door genoemde hoogleraar [Tenhaeff] zouden worden toegeschreven aan een of meer van de oorzaken in bovengenoemd overzicht.’ Ottervanger geeft een dozijn van dit soort ‘oorzaken’ en geeft als voorbeeld bij een moordzaak: ‘Croiset had zich meer ingesteld op moordaanslagen in het algemeen dan op een bepaalde moordaanslag in het bijzonder.’

MtdK 75.8 (augustus 1960). In een lederwarenfabriek te Sint-Michielsgestel worden personen op geheimzinnige wijze ziek. Ze hebben verlammingsverschijnselen. Croiset doet ‘onderzoek’ en belooft een rapport. Dit komt nooit. Het probleem wordt opgelost door de wetenschap. In de lijm zit een bepaalde organische stikstofverbinding die de oorzaak is. Men gaat een andere lijmsoort gebruiken.

MtdK 78.11 (november 1963). In de winter van 1953-54 zag iemand op een zolderkamer in het herenhuis Richmond in Maarssen een spook dat eruit zag als een jongeman van 26 die zei dat hij daar was doodgeranseld door de SD in de oorlog. Tenhaeff verscheen met Croiset, die het bevestigde, en zelfs het jaar aangaf: 1942 of 1943. Nader onderzoek wees uit dat Richmond slechts gediend had om gewone Wehrmachtsoldaten in te kwartieren. Tenhaeff was zeer verbolgen en dreigde met ‘geen halve maatregelen’ als er iets over gepubliceerd zou worden.

MtdK 82.2 (februari 1967). De kleine Martha Debruine uit Kortrijk verdween in februari 1962. Croiset zei dat hij het lijkje had zien drijven in de Leie en dat de moordenaar een 45-jarige man was. In feite was het meisje gewurgd door een 15-jarige jongen die het lijk in de kelder van een verlaten huis had verborgen. (Bron: de Antwerpse advocaat J.D. Jacobson.)

MtdK 82.3 (maart 1967). Croiset assisteert bij de vermissing van Michael Propp (7) uit Frankfurt. Die zou in de Main verdronken zijn. Croiset geeft tot driemaal toe een andere locatie op, telkens gaan de kikvorsmannen in water van 2 graden boven nul duiken om op de rivierbodem te zoeken. In het verhaal wordt vermeld dat C. regelmatig tegen een fors honorarium door wanhopige ouders wordt geraadpleegd.

MtdK 82.3 (maart 1967). De huidarts D. Uitterdijk meldt een geval van een een patiënte met een ernstige huidziekte (lupus erythematodes) die een zich uitbreidende vlek op haar wang had. Zij ging naar Croiset die deze vlek probeerde te genezen door wekelijkse handoplegging voor 5 euro per keer. Men stelle zich voor dat dit gebeurde in een zaaltje waar zo’n vijftien tot dertig patiënten op stoeltjes zaten die achter elkaar werden afgewerkt, een minuut of zo per patiënt (zie ook MtdK 85.6, juni 1970). Vijf maanden later was de vlek alleen maar groter geworden. Toen ging de patiënte maar weer terug naar de arts.

MtdK 82.4 (april 1967). Op 10 maart 1967 publiceert De Gooi- en Eemlander dat Croiset heeft geadviseerd een verdwenen slachtofferje in een sloot bij een molen te zoeken. De volgende dag geeft de dader zich aan. Na een zedenmisdrijf had die het lijkje verborgen achter hardboardplaten in een houtopslagplaats.

MtdK 83.2 (februari 1968). Gemeld wordt dat Croiset 320 patiënten per week ziet. In juni 1970 wordt gesproken over dagelijks 80 patiënten, plus tientallen telefoontjes over vermissingen. Eerder (maart 1967) wordt melding gemaakt van een bedrag van 150 gulden per gegeven tip.

MtdK 84.10 (oktober 1969). Dinie Versteegen uit Smakt bij Venray wilde op vakantie naar Frankrijk. Haar vader verbood het. Dinie vertrok op vakantie, maar liet niets van zich horen. Ouders raadpleegden Croiset. Hij zei dat de dochter in Italië zat. Korte tijd later bleek Dinie zonder geld in Noord-Frankrijk te zitten.

MtdK 85 (januari/maart/augustus 1970). Veluws Nieuws van 2 december 1969: De heer Lubberts (73) uit Apeldoorn wordt vermist sinds 28 november. Na zoekactie politie geeft Croiset advies om te zoeken bij een groene keet bij de Prins Bernhardtoren. Elf weken later wordt het lijk van de man gevonden in Asselt in een bos nabij de Mariahoeve.

MtdK 87.3 (maart 1972). Leerling-verpleegster Klaeske van Beatrix-oord te Appelscha verdwijnt na op 2 december 1971 thuis Sinterklaas gevierd te hebben en te zijn teruggebracht tot aan de poort van de inrichting. Onder meer Croiset wordt gevraagd, die naar verluidt details over het gebied verstrekt die erop wijzen dat hij in de omgeving goed bekend is. Hij kan echter niets nuttigs zeggen. Op aanwijzing van een andere helderziende wordt het uitgestrekte bos ter plaatse door enkele honderden soldaten uitkamd. Enkele dagen later wordt het lijk van Klaeske drijvend in een sluiskolk van de Opsterlandse Compagnonsvaart gevonden. (Zie ook MtdK 88.9, september 1973.)

MtdK 88.9 (september 1973). Rietje Afink (13) was kwijt en Croiset zei dat zij zich in de kroegen en op het strand van Oostende vermaakte. Vier maanden later (eind augustus 1964) bleek Rietje de hele tijd in Parijs te zijn geweest.

MtdK 89.1 (januari 1974). Begin jaren 1970 wordt een jongetje in Hilversum vermist. Hij woonde in de Nieuwe Doelenstraat, en was erop uitgestuurd om zijn broertje en zusje die bij kennissen aan het spelen waren op te halen voor het middagmaal en verdween op weg naar die kennissen. Croiset geeft een zeer vage aanwijzing: hij ‘ziet’ een groot huis nabij een bruggetje over een riviertje. Dit leidt tot speurwerk nabij een boerderij in Weesperkarspel. Geruime tijd later blijkt het jongetje vlak bij zijn woonhuis vermoord te zijn door een travestiet (de zoon van een kapper die in meisjeskleren rondliep) die bang was voor ontdekking, en die het lijk ter plaatse onder de vloer verstopte.

De mislukkingen van Croiset waren moeilijk te achterhalen. De kranten berichtten vaak wel opvallend over zijn helderziende ingevingen, maar als uitkwam dat er niets van klopte, vernam men daar vaak niets over. Zo kwam de bovenstaande ontknoping van de moord in Hilversum nauwelijks in de krant, terwijl vrijwel tegelijkertijd wel Croisets vage en oncontroleerdbare ‘oplossing’ van de moord op Kennedy op 20 november 1973 groot opgemaakt op de voorpagina van De Gooi- en Eemlander stond.

In dit overzicht zijn enkele gevallen weggelaten die in het uitvoerige artikel van Piet Hein Hoebens staan. In juni 1969 heeft het Maandblad wel enige waardering voor het geval van Wimpje Slee uit Voorburg, die 11 april 1963 verdween en wiens lijk pas op 23 april werd ontdekt, en wel in De Vliet, waar trouwens iedereen van meet af aan al dacht dat hij in verdronken was. Uit de beschrijving van Hoebens blijkt dat Croiset helemaal niet meehielp met het lichaam te vinden, maar slechts een vage voorspelling deed dat het gevonden zou worden.

Ermano Lavorini (13) verdween in Viareggio op 31 januari 1969. Verdronken, zei Croiset, doodgeslagen en in de duinen begraven, bleek later. Het bericht hierover in MtdK 84.6 werd door Het Parool overgenomen. De krant voegde er cynisch aan toe dat wie bij vermissingen van kinderen in waterrijke gebieden gokt op ‘verdronken’ een succespercentage van 50 percent kan halen (zie MtdK 84.8). Als men dan bij vermissingen op hoger gelegen zandgronden een zedenmisdrijf vermoedt, kan men het succespercentage nog verder opvoeren.

Al deze gevallen tezamen beziend (en nog veel meer gevallen van andere paragnosten in binnen- en buitenland) kan men opmerken dat deze paragnosten op een akelige manier profiteren van de ellende van radeloze ouders en verwanten. Maar hun adviezen leiden soms ook tot grote verspilling van inspanningen van de politie en dergelijke, die vaak uit sympathie voor de wanhopige ouders die de paragnost geloven op de verstrekte aanwijzingen ingaan. Dat zou in sommige gevallen tot kostbaar tijdsverlies kunnen leiden.

Croiset wordt in de kolommen van het Maandblad tegen de Kwakzalverij vaak geciteerd wegens zijn uitspraak dat van alle paragnosten 60 percent fraudeur is, en 30 percent zichzelf ten onrechte een gave toedicht. Deze uitspraak stond op 23 maart 1957 in De Telegraaf, en wordt in MtdK 72.5 (mei 1957) geciteerd. Er is geen enkele reden om te denken dat Croiset het wat dit betreft nou net wel bij het goede eind had. Of een paragnost een fraudeur is, hangt er slechts van af in hoeverre hij of zij geslaagd is in de betrekkelijk eenvoudige opgave zichzelf te bedriegen. Verreweg de meesten hebben een grote dunk van zichzelf. Velen vinden zich ook een grote geestelijke steun voor hun slachtoffers. In elk geval is het percentage helderzienden dat er werkelijk iets van kan gewoon zegge en schrijve nul (0) percent.

 

 

 

 

 

Jan Willem Nienhuys

Gerelateerde artikelen

behandelwijzen - 08 oktober 2010

Rond 1970 was de kruidenhandelaar Willem van de Moosdijk (1926) actief, een van de brutaalste Nederlandse kwakzalvers van de twintigste eeuw.

tijdschrift - 07 oktober 2010

Hier rechts de pdf's van de 12 nummers van jaargang 76.

tijdschrift - 07 oktober 2010

Hier rechts de pdf's van de 12 nummers van jaargang 77.