UitgelichtHet boek “Met het oog op Kackadoris” van Cees Renckens is weer beschikbaar!

Koop hier het boek
Door: H. Timmerman | Geplaatst: 24 mei 2002

In memoriam Prof. Dr. E.J. Ariëns, Dr. Med., arts, Dr. Nat. Phil.-chem. 1918 – 2002.

Op 3 maart 2002 overleed te Nijmegen de emeritus hoogleraar farmacologie en toxicologie E.J. Ariëns. Met Ariëns, die op één en dezelfde dag een doctorsgraad verwierf in de chemie als in de geneeskunde, ging een eminent geleerde heen, die tijdens zijn loopbaan groot internationaal gezag verwierf op het gebied van stereochemie van geneesmiddelen, drug design en receptoronderzoek.

Behalve over wetenschappelijke kwaliteiten beschikte hij over een grote verbale begaafdheid en een vaardige pen. Hij werd geëerd met eredoctoraten aan de universiteiten van Rio de Janeiro, Kiel, Paris-Sud en Camerino. Hij was tevens lid van de KNAW, van de Duitse, Belgische, Italiaanse, Spaanse, Zuid-Afrikaanse en Nederlandse farmacologische genootschappen en van de KNCV. Hij was ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en ereburger van de staat Texas. En deze opsomming is niet compleet.

Als 33-jarige was hij oprichter van het Nijmeegse Farmacologisch Instituut, waarvan hij van 1951 tot 1984 directeur was. Van daaruit vestigde hij zijn wetenschappelijke roem, terwijl hij ook als docent zeer werd gewaardeerd. In de overlijdensadvertentie van de Raad van Bestuur van het Nijmeegs UMC werd gememoreerd dat zijn bijdragen nog in vele internationale leerboeken aanwezig zijn en dat hij in zijn farmacotherapie-onderwijs met verve de volle breedte van de geneeskunde bestreek. Zijn oud-medewerkers stelden trots en volkomen terecht vast dat zijn prestaties ook in de wetenschappelijke literatuur nog lang zullen voortleven.

Het is hier niet de plaats om Ariëns’ farmacologische verdiensten verder voor het voetlicht te brengen daarvoor zijn andere fora. Toch willen wij ook hier de strijdvaardigheid memoreren waarmee hij steeds opnieuw onzin aan de kaak stelde. Zo beschuldigde hij onderzoekers, die rapporteerden over door aanwezigheid van inactieve isomeren onzuivere mengsels van geneesmiddelen, als waren zij zuiver, ervan bezig te zijn met ‘sophisticated nonsense’. Nee, hij verdient op deze plaats vooral een eervolle nagedachtenis omdat hij zich eind jaren ’80 en begin jaren ’90 met veel krachtsvertoon teweer stelde tegen het oprukkende obscurantisme en modern bijgeloof , dat onder het mom van zgn. ‘alternatieve geneeswijzen’, leidde tot een enorme bloei van de kwakzalverij. Het waren de tijden van homeopathie en Vasolastine in het ziekenfondspakket, van politici die hun oren lieten hangen naar de volksgunst en ondanks de penibele staat der overheidsfinanciën nutteloze therapieën bevoordeelden. Ook werden de contouren van de ontwerpwet BIG steeds meer zichtbaar, toen in haar laatste stadium van voorbereiding. Ariëns was over deze zaken verontwaardigd en bezorgd en wist daarvan op eloquente wijze te getuigen. In 1987 stelde hij in het NTvG dat hij geen argumenten meer zag tegen opneming in het ziekenfondspakket van ‘wierook- of devotiekaarsen branden, sprenkelen met wijwater, het dragen van amuletten, handoplegging door een goeroe, bedevaarten, exorcisme e.d.’ nu politici als Veder-Smit en Van der Reijden (beiden eens staatssecretaris Volksgezondheid) maatschappelijke waardering van geneeswijzen belangrijker achtten dan wetenschappelijke waardering. Dit soort uitspraken verleidden Ariëns tot tamelijk laatdunkende karakteriseringen van de Haagse politieke ‘pret-pakket- elite’, die geen benul had van wetenschap en scheikunde. Hij achtte – terecht – enige kennis der scheikunde een effectief wapen tegen New Age denken, Gayasofie en het geloof in ‘energievelden’ en ‘levenskrachten’. Doeltreffend was ook zijn karaktermoord op de homeopaat Maas – destijds ‘privaat-docent ‘aan de VU – die in 1989 in een Leerboek (sic) over homeopathie willens en wetens gegevens publiceerde waarvan hij wist dat ze onjuist waren. Maas, die dezelfde leugens ook al in 1983 had verkondigd, heeft het geweten!

In september 1988 kwam hij met een vlammend pamflet, uitgegeven in eigen beheer, getiteld Positivisme en creditivisme in de gezondheidszorg. De kaft werd opgeluisterd met het Yin en Yang teken. Hij wijt daarin de opbloei van het moderne bijgeloof aan ‘creditivisme’: een evolutionair diepgewortelde neiging van de mens om ad hoc verklaringen en oplossingen te bedenken voor onbegrepen waarnemingen en bedreigingen van de hem omringende wereld. Vooruitgang van de mensheid en ontsnapping aan dit primitief divergentie-bevorderend keurslijf ontstond met de Verlichting na de Renaissance. Hij gaf een beschrijving van zijn oplossing: de wetenschappelijke methode (conclusies trekken na concreet toetsen van hypothesen, waarbij de eenvoudigste hypothese veelal de voorkeur verdient) en noemde die ‘positivisme’. Dat hij daarbij een al lang bestaand begrip uit de filosofie een nieuwe betekenis toekende: wie maalde erom? Hij gaf in zijn pamflet interessante feiten over het placebo-effect, gelardeerd met voorbeelden uit het dagelijks leven. Zo beschreef hij er de uitzonderlijke werkzaamheid van de ‘Sneeker Smikkels’: een lekkernij die met een pleister op de zere plek werd bevestigd en die gegeten mocht worden zodra de pijn over was. Dat hielp prima, aldus Ariëns. De paranormale geneeswijze en de homeopathie werden apart behandeld, waarbij hij zich ernstig bezorgd toonde over hoge percentages geloof in het paranormale onder bijv. bij de studenten van de RK Stud. Ver. Veritas uit Utrecht (86%!) en een leuk betoogje hield over de ethische problemen van de niet-gelovige apotheker die een extreem verdund homeopathisch product moet afleveren. Bereiding lege artis kost hem vele uren van schokschuddend verdunnen, terwijl met een ultra-micro-pipet dezelfde hoeveelheid verdunde oertinctuur kan worden ingebracht. Chemisch is er geen enkel verschil aantoonbaar tussen het echte en het namaakproduct en geen mens kan er later nog achter komen dat er enig verschil tussen beide producten bestaat: dus waarom niet? Iemand die het verschil tussen Calciumcarbonicum D50 of C50 kan vaststellen verdiende de Nobelprijs. Hij pleitte ervoor dat een arts, die niet-gelovig is en een homeopathicum als placebo wil voorschrijven, dat dan zou aangeven door de toevoeging p, dus bijv. Aqua maris D30p. Dan kon de afleverende apotheker zich meer vrijheid in de bereiding permitteren. Ook maakte hij korte metten met degenen, die zeggen dat homeopathie eigenlijk een soort vaccinatie is en maakte zich vrolijk over homeopaten, die wel menen dat de geneeskracht van de oertinctuur toeneemt door middel van eindeloos schokschudden, maar dat dat niet geldt voor de toxische bijwerkingen ervan. De homeopathische industrie kwam met kritiek op zijn uitspraken, waarop Ariëns samen met een onzer (HT) aan VSM voorstelde om samen onderzoek te gaan doen. Eerst leek dat nog echt door te gaan ook, maar zoals te verwachten viel, trok VSM, onder aanvoering van research directeur(!) Dicke, zich haastig terug toen er overeenstemming werd bereikt over een protocol, over de onafhankelijkheid der onderzoekers en financiering door de overheid.

Vele jaren voor de WAO-crisis en de opkomst van modeziekten meldde hij waardevolle zaken over bijv. via bijsluiters ‘aangereikte symptomen’ en misbruik van het door de WHO opgeblazen gezondheidsbegrip als excuus voor ziekmelding op niet strikt medische gronden. De brochure is verlucht met meerdere fraaie cartoons.

Toen de stichting Skepsis in 1989 haar jaarcongres aan alternatieve geneeskunst ging wijden, toen behoorde de toch al ruim 70-jarige daar tot de voor hand liggende sprekers. Hij tackelde bij die gelegenheid opnieuw en vooral de politiek en besprak nog eens uitvoerig het rapport-Muntendam en de dreiging van de wet BIG. Hij pleitte ervoor dat het verschil tussen regulier en alternatief duidelijk zichtbaar blijft en was er voorstander van de activiteiten van alternatieve genezers te regelen via de Wet op de Kerkgenootschappen. Hij trok de academische diepgang van artsen die alternatief bezig zijn in twijfel en verzette zich tegen de heersende opinie, dat aandacht voor het psychosociale een monopolie van de alternatieven zou zijn.

In 1991 loste Ariëns zijn laatste salvo’s op die domme alterneuten. Aanleiding was een interview in Medisch Contact met de psycholoog wijlen prof. Menges, voorzitter van een Commissie Alternatieve Geneeswijzen van de Nat. Raad v.d. Volksgezondheid, die een eigen rapport had geschreven. Menges werd daarover kritiekloos geïnterviewd in MC en dit had Ariëns toorn opgewekt. Hij viel het CAG-rapport op gedetailleerde wijze aan en opnieuw met vertoon van grote verontwaardiging en eruditie. Hij bleek helaas twee CAG-rapporten door elkaar gehaald te hebben en had de grootste moeite zich daar later nog uit te redden (Dit voorval is uitgebreid besproken in Renckens’ Kwakzalvers op kaliloog, p. 22-23).

Daarna werd van Ariëns minder vernomen, maar het moet hem genoegen hebben gedaan dat de opbloei van de alternatieve geneeskunde vanaf 1993 geleidelijk begon af te nemen. De wet BIG kwam er wel en kwakzalvers vallen helaas nog steeds niet onder de Wet op de Kerkgenootschappen van 1853.

Ariëns’ optreden tegen de alternatieve geneeskunde is er een fraai voorbeeld van hoe ook topwetenschappers af en toe bereid blijken te zijn om in het publieke debat hun stem te verheffen, zelfs als dat even ten koste van de wetenschap gaat. Het gebeurt te weinig, maar het behoort bij de maatschappelijke plicht van geleerden, die hun werk veelal op kosten van de gemeenschap verrichten, om niet onbekommerd toe te zien als zich misstanden voordoen.

Misschien had Ariëns het wel wat makkelijker dan anderen, omdat hij al van jongsaf aan ervaring had met de effectiviteit van placebo’s. Hij vertelde een onzer (H.T.) eens hoe hij als klein katholiek jongetje door zijn ouders naar de kerk werd gestuurd om het op dat moment leverbare wijwater op te halen dat in elk katholiek huisgezin aanwezig was en bij bepaalde gelegenheden te hulp werd geroepen. Samen met en vriendje liet de jonge Ariëns de fles met het heilig water op de straat kapot vallen. De kerk was inmiddels dicht en thuis zou er wat zwaaien. Ze kozen een slimme oplossing: een identieke fles was nog wel op de kop te tikken en zij vulden deze met kraanwater. Niet alleen bij de overhandiging aan zijn moeder merkte die niets op, ook toen het spul later tijdens een onweer te voorschijn werd gehaald om het huis ter protectie tegen inslag ermee te besprenkelen, hielp het prima. Er gebeurde niets. Een jeugdervaring, die kennelijk op de jonge Ariëns een diepe indruk heeft gemaakt.

Dat hij moge rusten in vrede.

Actieblad mei 2002 jaargang 113, nr.3.

H. Timmerman

emeritus hoogleraar farmacochemie, Vrije Universiteit Amsterdam

Gerelateerde artikelen

tijdschrift - 14 augustus 2021

Wat doe je als een patiënt om homeopathische behandelingen vraagt? VtdK-voorzitter Nico Terpstra reageert op bevindingen van wetenschappers.

artikelen - 25 januari 2020

Buitenlandrubriek met o.a.: Canadese chiropractoren moeten misleidende claims over zwangerschap weghalen.

tijdschrift - 11 oktober 2019

Een verslag van de Nationale Gezondheidsbeurs en de resultaten van de door de onder de aanwezigen gehouden enquête.