Door: Ronald van den Berg | Geplaatst: 08 januari 2019

Een beschouwing over de wet BIG

De BIG viert zijn zilveren jubileum maar is inmiddels verworden tot het gouden kalf van de kwakzalverij. Een korte beschouwing.

Een beschouwing over de wet BIG

Vóór 1993 was kwakzalverij strafbaar (wet van Thorbecke, 1865). Het Openbaar Ministerie en rechtbanken beschouwden de ‘duizenden overtredingen per dag’ van die wet op de uitoefening van de geneeskunst echter als niet te handhaven en geraakten al in de negentiende eeuw meteen in de weigermodus als men aangifte wilde doen wegens kwakzalverij. Dat was de aanleiding tot oprichting van onze vereniging (1881).

De wet BIG werd ingevoerd tijdens het kabinet Lubbers III (D’ Ancona was toen minister van WVC) nadat er twaalf jaar was gesoebat over het rapport van de Commissie Alternatieve Geneeswijzen van 1981 (o.l.v. Muntendam). Dit rapport was het fundament van de wet BIG.

Al meteen in 1981 publiceerde een lid van die commissie, de toenmalige doctorandus Frits van Dam, later hoogleraar en secretaris van onze vereniging, zijn kritische minderheidsstandpunt in het NTvG . Na enige tijd volgde er ook kritiek op het rapport Muntendam van de kant van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, KNAW.

Vrije markt

Met de wet BIG werd de handel in behandelwijzen vrijgegeven aan iedereen die daarmee geld wilde en wil verdienen. Inzicht in de kwaliteit van het gebodene werd en wordt in deze vrije markt overgelaten aan de mondige burger, wiens deskundigheid terzake destijds danig werd overschat.

Artsen, tandartsen en apothekers die hun professie van oudsher als eervol ervoeren, werden gepaaid met een handreiking: de wet BIG stond niet toe dat aanbieders zich ten onrechte mochten tooien met een BIG-titel (BIG-titels zijn er tegenwoordig acht: apotheker, arts – incl. Specialismen -, fysiotherapeut, gezondheidszorgpsycholoog – incl. specialismen), psychotherapeut, tandarts, verloskundige en verpleegkundige want deze titels zijn beschermd en berusten op een wettig erkende opleiding. Dat leek de professionals een hele opluchting.

Maar de handreiking bleek achteraf een perverse prikkel voor de Inspectie Gezondheidszorg (IGZ), die sedert 2018, na een fusie, ‘Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd’ (IGJ) heet. De Inspectie achtte zich door de wet BIG namelijk vrijgesteld van controle op kwakzalverij en beperkte zich daarom vrijwel uitsluitend tot controle op BIG-geregistreerden als die zich niet hielden aan hun in wettige opleidingen en nascholingen geformuleerde eisen.

Rare titels en misleiding met de termen ‘geneeskundige’ en ‘therapeut’

Omdat ze geen BIG-titel mogen voeren en niet veroordeeld willen worden wegens titelfraude, sieren kwakzalvers zich doorgaans met termen die ondanks hun afwezige of gebrekkige opleiding indrukwekkende behandelvaardigheden doen vermoeden. Zij noemen zich healer, sjamaan, integraaltherapeut, energetisch therapeut, magnetiseur, neuropsyrurg, natuurgeneeskundige, klanktherapeut en zo meer. Soms noemen zij zich – wat neutraler – ‘coach’.

Een punt van zorg is, dat een kwakzalver weliswaar niet de BIG-titel ‘arts’ mag voeren maar hij mag zich wél ‘geneeskundige’ noemen, bijvoorbeeld in de combinaties ‘natuurgeneeskundige’, ‘homeopathisch geneeskundige’ of ‘stralingsgeneeskundige’. Zo lijkt het alsof zij specialistisch opgeleide artsen zijn. Zo wordt de mondige burger bedot, want hoeveel mondige burgers weten nu eigenlijk het verschil tussen een ‘arts’ (dokter) en een ‘geneeskundige’?

Dezelfde misleiding speelt bij de termen ‘psychotherapeut’ (mag niet) en ‘…-therapeut’, in andere combinaties (mag wél): energetisch therapeut, integraaltherapeut et cetera.

Nieuwe wet Wkkgz

Omdat de politiek langzamerhand vond dat gevaarlijke kwakzalvers niet vrijuit mogen gaan, werd in oktober 2015 de Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg) aangenomen als aanvulling op de wet BIG. Deze wet is in 2016 van kracht geworden en houdt in dat iedereen die behandeldiensten aanbiedt zorgplicht heeft en bovendien aangesloten moet zijn bij een beroepsvereniging met een klachtencommissie.

De wetgever heeft zich waarschijnlijk onvoldoende voorstelling gemaakt van hoe een beroepsvereniging van alternatieve behandelaars en hun klachtencommissie eruit zouden zien. Als men klaagt bij een klachtencommissie van onzinverkopers kan men het oordeel van gelijkgestemden vooraf voorspellen. Ook de rol van de vereiste ‘onafhankelijke’ voorzitter is dubieus. Alleen iemand die kwakzalvers serieus neemt leent zich immers voor een rol bij zo’n klachtencommissie.

De Wkkgz had overigens een averechts effect, want kwakzalvers vierden deze wet juist als een ultieme erkenning van hun ideeën, praktijken en verenigingen, terwijl het de bedoeling van de wetgever was hen in te perken.

Zorgwekkend is dat de Wkkgz de uiteindelijke controle op allen die behandeldiensten aanbieden onderbrengt bij de IGJ. IGJ controleert officieel dus niet meer alleen BIG-geregistreerden maar ook alle lekenbehandelaars.

De slagkracht van de IGJ is zeer beperkt. Een melding of klacht bij IGJ wordt altijd pas in behandeling genomen als men direct benadeelde is van een behandeling of als men als vertegenwoordiger van de benadeelde beschouwd kan worden.

Voorts komt de IGJ op het gebied van de kwakzalverij alleen maar in actie als er sprake is van een misstand. Anders wordt er verwezen naar de klachtencommissie van de kwakzalver. De IGJ gaat niet in op vragen rond de inhoudelijke kwaliteit van kwakzalversbehandelingen en bepaalt zelf wat een ‘misstand’ is. Er is hierover geen overleg met de melders/klagers. Dus men kan zich voorstellen dat verreweg de meeste kwakzalvers hun praktijken ongecontroleerd kunnen voortzetten.

Internet

Men kan zich afvragen of de invoering van de wet BIG was doorgegaan als het Departement en de beide kamers van de volksvertegenwoordiging zich hadden gerealiseerd dat het internet zo’n enorme vlucht zou nemen. Op het internet immers propageren kwakzalvers schaamteloos via websites en sociale media hun behandelmethoden. Zij hebben, anders dan BIG-geregistreerden, geen beroepscodes die hun verbieden reclamepraatjes rond te strooien. ‘Vrije meningsuiting’ staat hun vrij, ook als zij nepideeën en onzinbehandelingen verkopen. De zilveren BIG is op die manier het gouden kalf van de kwakzalverij geworden.

Dat zal bij de invoering van de wet BIG in 1993 toch wel niemands bedoeling geweest zijn.

Ronald van den Berg

G.R. (Ronald) van den Berg (geb. 1939 in Indonesië) deed artsexamen in 1965. Gespecialiseerd als zenuwarts, met name voor de psychiatrie (1970). Tevens opgeleid als psychoanalyticus (1976).
Aanvankelijk gedeeltelijk universitair werkzaam (1970-1983) o.m. als hoofd Polikliniek, als universitair docent sexuologie en als supervisor Sexuologische Werkgroep Wilhelmina Gasthuis. 
1972-1989 bestuurder (o.m. voorzitter) van de Ned. Ver. voor Psychiatrie.
1976-1994 geneesheer-directeur psychiatrische instellingen, aanvankelijk gecombineerd met opleiderschap; tevens supervisor individuele psychotherapie, sexuologie en partnerrelatietherapie.
Sedert 1994 arbeidsgerelateerde consultatie en advisering aan individueel werkende professionals, maatschappen en zorginstellingen, tevens praktijk voor psychiatrische psychotherapie (individueel en partnerrelatietherapie).

Gerelateerde artikelen

tijdschrift - 23 augustus 2023

Nog op dezelfde dag waarop de rechter chiropractor Jonk vrijsprak van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bracht de VtdK een persbericht uit, waarin onder andere een beroepsverbod voor chiropractoren werd geëist. De lezers van ons blad kennen de casus ook reeds uit het NTtdK-artikel Onbegrijpelijke vrijspraak na bijna fatale nekmanipulatie door chiropractor. (NTtdK, december […]

artikelen - 13 augustus 2023

De Hormoonpoli in Boxmeer vertoont vele tekortkomingen, oordeelde de IGJ (Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd) na een bezoek aan deze praktijk voor ‘functionele geneeskunde met een holistische visie’.

artikelen - 29 maart 2023

In Preventief Medisch Centrum (PMC) van Robbert Trossèl worden onbewezen behandelingen als chelatietherapie, celtherapie en darmspoeling aangeboden. Trossèl blijkt de Inspectie voor de Gezondheidszorg op zijn dak te hebben gehad.