UitgelichtHet boek “Met het oog op Kackadoris” van Cees Renckens is weer beschikbaar!

Koop hier het boek
Door: C.N.M. Renckens | Geplaatst: 29 december 2015

Jaarrede 2015: kwakzalverskritiek van Weyerman (1677-1747)

In de Jaarrede 2015 gaat erevoorzitter Cees Renckens in op de kwakzalverskritiek van Jacob Campo Weyerman.

Jaarrede 2015: kwakzalverskritiek van Weyerman (1677-1747)

Altijd op zoek naar voorbeelden van bruikbare retoriek en polemiek nam ik in het verleden al eens kennis van Lucianus’ De ontmaskering van de charlatans, vertaald door Hein L van Dolen in 1998. Het werd door Paul Claes besproken in het NTtdK van juli 1998 en hij vond het zowel oergeestig en briljant als oppervlakkig in de analyse. Lucianus (ca. 120 – 180) beschreef ook de opkomst van een ‘nieuwe secte’, waarvan de leden werden afgeschilderd als onnozele halzen, die in de luren werden gelegd door charlatans: de christenen.

Schopenhauer’s De kunst van het gelijk krijgen verscheen postuum in 1864. Hij geeft daarin maar liefst 38 kunstgrepen om een discussie in je voordeel te beïnvloeden. Voor ons doel zijn die adviezen minder geschikt, want het gaat Schopenhauer hier niet om de waarheid, maar om het neerhalen van de tegenstander.

Daarbij moet dan desnoods het eigen ongelijk worden gemaskeerd. Dat hoeven wij niet te doen, want dat ongelijk ligt zoals u allen weet niet bij ons, maar bij onze tegenpartij: de kwakzalver.

De aforismen van Ambrose Bierce (1842-1914?) in zijn ongeëvenaarde Devil’s dictionary uit 1913, eerder getiteld The Cynics Word Book (1906) zijn verplichte kost voor elke polemist. Het boek bevat honderden bruikbare citaten als er op iemand karaktermoord of minder moet worden gepleegd. Ik geef u enkele citaten:

Physician: One upon whom we set our hopes when ill and our dogs when well.

Idiot: A member of a large and powerful tribe whose influence in human affairs has always been dominant and controlling. The Idiot’s activity is not confined to any special field or thought or action, but ‘pervades and regulates the whole’. He has the last word in everything; his decision is unappealable.

Eloquence: A method of convincing fools. The art is commonly presented under the visible aspect of a bald-headed little man gesticulating above a glass of water.

Desertion: An aversion of fighting as exhibited by abandoning an army or a wife.

Polemiek

Recenter kan de naam van WF Hermans natuurlijk niet ongenoemd blijven. Zijn Mandarijnen op zwavelzuur (1964) bevat onovertroffen polemiek en is, hoewel gedateerd, nog altijd zeer genietbaar. In de vorig jaar verschenen Hermans-biografie De mislukkingskunstenaar van Otterspeer, viel te lezen dat hij Groningen een ontzettend saaie stad vond. Als hij er echt eens wat wilde beleven, dan ging hij naar V&D en ging daar een kwartiertje met de roltrap op en neer.

In 2010 verscheen bij Prometheus Het scherp van de snede. De Nederlandse literatuur in 100 en enige polemieken. Samenstellers waren Pierre Vinken en wijlen Hans van den Bergh. Vondel, Multatuli, Van Deijssel, Vestdijk, Hermans, Zwagerman en nog 95 andere penvoerders kregen erin hun verdiende plek. Een ware Fundgrube voor aspirant-polemisten.

Voor nieuwe inspiratie sta ik echter altijd open en enigszins opgewonden las ik in februari van dit jaar op de website voor Neerlandici Neder-L dat er een bundel was verschenen, gewijd aan satirische tijdschriften uit de periode van 1710 tot 1811. Ik las daar ook dat deze uitgave van de Stichting Jacob Campo Weyerman ook een bespreking bevatte van het door Weyerman volgeschreven boulevardweekblad Doorzigtige Heremyt, dat een goed voorbeeld zou zijn van verlichtingsliteratuur, gezien de wijze waarop daarin tegen de kwakzalverij werd geageerd.

Opwinding

Ik ontstak in grote opwinding – een voorganger van 300 jaar geleden! – en slaagde er zonder veel moeite in alle edities van de Doorzigtige Heremyt te vinden, omdat zij inmiddels door Google gedigitaliseerd op het internet zijn te vinden. Het blad verscheen wekelijks in de jaren 1728 en 1729. Op 1 november 1723 was de aflevering geheel gewijd aan de kwakzalverij onder de titel ‘Over de advertissementen der kwaksalverbriefjes in de courant’.

Ik laat uw nieuwsgierigheid daarnaar nog even voortduren, want ik ga u eerst iets vertellen over wie deze Weyerman eigenlijk was, deze 18de eeuwer, wiens prestaties levend worden gehouden door een toenemende groep bewonderaars, die in 1977 de Stichting Jacob Campo Weyerman oprichtten.

Hij werd geboren in 1667 in de omgeving van Breda en had geen gemakkelijke jeugd. Het huwelijk van zijn ouders was weinig stabiel en hij werd grotendeels opgevoed door zijn moeder, die geplaagd werd door financiële en juridische problemen. Zijn vader was er bijna nooit. Hij doorliep in Breda de Latijnse school en hij zou later niet uitgeschreven raken over de doorzichtige soep, het lichte bier, het magere rundvlees en de flinterdunne boterhammen, die meester Courtin zijn leerlingen voorzette.

Vele jaren later, beweerde hij in zijn weekkrant de Amsterdamsche Hermes (1722-1723) dat ‘men dwars door de dubbele boterhammen kon zien hoe laat het was op de St. Janskerktoren’ en het bier zou ‘zo drabbig zijn als het mengelmoes van een Apoteeks artzeny.’

Affaire

In 1699 moest hij, na eerdere amoureuze avonturen, Breda ontvluchten wegens een affaire met een getrouwde vrouw. Tussen 1700 en 1704 zwierf hij door de Zuidelijke Nederlanden en Antwerpen en bekwaamde zich als kunstschilder. In 1704 vertrok hij naar Engeland, waar hij goed verdiende met het schilderen van adellijke dames en ook geneeskunde ging studeren in Oxford.

Er hangen schilderijen van zijn hand in het Fitzwilliam Museum in Cambridge en in de Staatlichen Museen in Kassel. In 1709 trad hij in dienst bij een Bossche bloembollenkweker en ging reclamebloemstukken schilderen. In 1710 bleek dat Weyerman een dubbeltalent was, die niet alleen kon schilderen, maar ook kon schrijven.

Hij publiceerde een klucht, getiteld Demokriets en Herakliets Brabandsche voyagie, die in een lofdicht werd geprezen door de toen al gearriveerde schrijver Jan van Hoogstraten. Hij waarschuwde de lezers voor Weyerman, die ‘berisper van menselijke fouten, die leeglopers, hoorndragers, kwakzalvers, nathalzen en kruidmengers allemaal een veeg uit de pan gaf’. Hij adviseerde de slachtoffers: ‘Maar wilt het aan ’t Penseel vergeeven/Zo ’t uw getroffen heeft na ’t leven/Of denken, ‘k hebt er na gemaakt’.

In 1714 schreef hij zich in te Leiden voor een studie geneeskunde, een vakgebied dat hem altijd zou blijven boeien, maar waarin hij nooit afstudeerde. In 1715 en 1717 kreeg hij twee zoons en ging hij de kost verdienen als hofschilder van Willen van Hessen, gouverneur van Breda.

In september 1720 kwam hij met zijn eerste weekkrant, de Rotterdamsche Hermes, direct een serieuze concurrent voor de Amsterdamsche Argus van Hermanus van den Burg. Deze viel Weyerman meteen aan en dichtte: ‘’t Pinceel kan hem niet geven/ Genoeg om van te leven;/ Zulks doopte hy zyn Ganzeveer/In gif en gal. Om brood te vinden,/ Bekladdende yders Faem en Eer.’ Op zijn beurt zou Weyerman deze Van den Burg intensief blijven sarren en hekelen.

Kralingen

Hij woonde van 1720 tot 1725 afwisselend bij zijn gezin in Kralingen en bij zijn minnares, door hem openlijk bejubeld in geschriften als Ifis, de allerschoonste vrouwe, die woonachtig was in Utrecht. Uiteindelijk zou hij door deze Ifis worden gedumpt en trouwde hij in 1727 alsnog met Johanna Ernst, de moeder van zijn kinderen. In 1730 kreeg hij zo nog een dochter. Met Ifis zou hij later (pas in 1738) in geschrifte afrekenen op ongehoord scherpe wijze: ‘Zij was den onbeschaafdste klomp van een Vrouwelyke Misgestalte […] Haar aangezigt scheen trek voor trek gekopieerd na het handvatsel van een Bedellier, waar op een Scheepsbeeldsnyder een kop heeft vastgelijmd.’ En: ‘Haar armen en beenen stonden schrylings gelyk als den tabaksstopper van een matroos.’

Zijn weekbladen die telkens na enige tijd werden voortgezet onder een andere naam waren een groot succes. Hij schuwde de roddel en achterklap niet, maar toonde ook zijn eruditie en veelzijdigheid. Zij openden steeds met een Latijns citaat en eindigden met een cliffhanger, waarin soms de onthullingen van het volgende nummer al werden aangekondigd.

De inhoud was gevarieerd: verhalen, essays, fabels, sprookjes karakterschetsen, ingezonden brieven, reisjournalen en gedichten. Lang niet altijd was er groot nieuws, maar Weyerman was van mening dat de stof niet belangrijk hoeft te zijn, mits de stijl maar briljant is, want daarmee zouden zelfs ‘Amersfoortse steentjes kunnen worden omgetoverd tot echte diamanten’.

Zijn populariteit dankte hij ongetwijfeld voor een groot deel aan de vrijmoedigheid waarmee hij de grenzen van het toelaatbare steeds aftastte. Onverstandig was dat hij mensen chanteerde, soms met succes, maar ook viel hij hoogwaardigheidsbekleders aan en zelfs zijn eigen huisbaas. Mooi was een artikel over zijn bezoek aan een alchemist-oplichter J.H. van Syberg.

Eigen publicaties

Hij investeerde ook veel geld in zijn eigen publicaties, waaronder ook enkele boeken, maar ging in 1731 failliet. Als onvermogende mocht hij zich vestigen in Vianen. In 1735 chanteerde hij er dominee Hogerwaard en diens zus, vragende om een ‘gulle gift’ om publicatie te voorkomen. De dominee deed aangifte. In 1737 lanceerde hij een aanval op de burgemeester van Vianen. Hoe dit afliep meld ik u straks, maar ik zal uw nieuwsgierigheid naar de inhoud en bewoordingen van De Doorzigtige heremyt van 1 november 1723 niet langer op de proef te stellen.

Welnu. Zoals elke aflevering begon deze met een Latijnse spreuk. Volgt eerst een felle xenofobische waarschuwing voor buitenlandse geneesheren. ‘Onze eeuw is gezegent met verdienstige geneesheeren, echter bazuynen de baatzuchtige koffyschenkers, de geïnteresseerde boekverkoopers, en de bygelovige vroedvrouwen, de Kwakzalvers-medikamenten der zwynsgezinde Moffen, en andere uytlanders luydkeels uyt…’

Kwalijk voorbeeld van zo’n buitenlandse kwakzalver is ene Edipus, die zitting hield in allerlei koffiehuizen en die pillen verkocht, die huns gelijken niet zouden kennen, ‘wegnemende binnen 48 uur alle jicht, scheurbuik en wat al niet’. Weyerman beschouwt hem als een konspirator tegen de gezondheid der welvarende Nederlanders, wiens pillen in staat zijn om ’een groter tal leevens te ontwortelen, als er adders zijn in de rotsen van poictout, luipaarden in de woestijnen van Afryken, draken in het Mooren land, Tygers in Hirkanien, Krokodillen in de Nyl, Harpyen in Bithanien, witte Vossen op Nova Zembla, …’.

Hij fulmineert ook tegen twee Boekhandelaars uit resp. Rotter- en Amsterdam, die een onfeilbaar middel tegen tand- en kiespijn hebben. ‘Hij belooft alles en geeft niets, want hoe zou je met een en hetzelfde middel ‘in vier malle flesjes’ tand-en-kiespijn kunnen genezen, ‘gesprooten uit zo veele onderscheyde oorzake?’.

Ook de ‘Elixir Salutis’ van de weduwe van de Britse Doctor Daffy, vooral gericht tegen ‘de maagkoliek der armoede der verkoopers’ kan zijn goedkeuring niet wegdragen. In eigen land werd deze Brit voor kunstenmaker versleten en ‘Die Britsche Kourant-Doctooren zyn berucht by de Londenaars voor vleyende schuymspaanen, voor grote vervolgers der wyn-en bierflessen, voor droogscheerders van de tafellakens hunner bekenden, voor nathalzen, windverkoopende Laplanders, staatslypers, kabalisten, valsche getuygen, en voor atheisten’. Wie hen ondanks deze waarschuwing nog zijn gezondheid toevertrouwd: ‘fiat, wy hebben ons gedeklareert’.

Eigen ogen

Weyerman had met eigen ogen eens een Fransman bezig gezien in de ‘pylsteeg tot Amsterdam’, die een middel tegen ‘in- en uytwendige aambeyen’ verkocht à raison de eenendertig stuyvers het potje’. Zijn Hospes had Weyerman toevertrouwd, dat dit middel tegen één genezing er ‘eenentwintig mankeerde’. De man had zich nota bene ook nog tot Ridder benoemd.

Anders dan de titel van de aflevering doet vermoeden besteedde Weyerman de laatste drie pagina’s niet aan kwakzalversadvertenties, maar – ‘om ons papier niet te verkroppen’- aan ‘historische aanmerkingen over de onechte geneesheeren’.

De eerste was een Paracelsist, die zijn geboortestad Breda (door Weyerman Abdera genoemd, een plek waar de allerdomste mensen van Nederland woonden) bezocht en die een huis inrichtte met zoveel curiosa, opsmuk en geleerde boeken dat veel vrouwen er met voorgewende kwalen heen gingen, alleen om dat allemaal te kunnen bekijken.

Hij had zeven verschillende pakken en beweerde van adellijke afkomst te zijn en de stad te bezoeken uit liefde voor zijn voortreffelijke bewoners. Hij papte aan met de deftige burgerij en had een mannetje ingehuurd, die vervolgens zijn prestaties afschilderde en wees op de talrijke onderscheidingen, certificaten, gouden ketens, medailles etc. die hem waren toegekend. Weyerman onthulde dat de drie ‘voornaamste hoofdstoffen eens Paracelsist bestaan uyt bedrog, uyt Onkunde en uyt Onbeschaamtheyt’.

Hij had zijn trefzekere medicijn aan ‘ten minsten vyftig Abderieten en hondert en vyftig boeren gewaagt, welke ligtgelovige patienten zo schielyk hemelden, dat er de stads doodgraavers en de dorps kosters geen oog op konden houden’.

Brusselaar

Vervolgens komt er een Brusselaar aan de beurt, die eveneens Weyermans ‘ongelukkige geboorte-plaats’ aan deed met een ‘trits van medikamenten’. De eerste heette Heliogenes, bestaande uyt een uyttreksel van de zon’. Het middel had talrijke werkingen, zoals het ‘verbeteren van de uytsporigheyt van de gal, reynigde het middel-rif, versterkte een zeker iets dat geen naam voert, en was een heerlyk medicament tegens de meysjesziekte en allerhande obstructien.’

Het tweede medicament was een gehoorherstellende poeder, uitgevonden door ‘Kosmus en Damianus’. Eerst genas hij er een sultan mee, ‘Naderhant genas hy er (zo de leugens waarheid zyn) den Spaanschen Ontfanger mee tot Helmont, die zo doof was geworden door het onophoudelyk schelden van zyn jaloersche Donna Serpentina’, maar die na inname van het poeder ‘zo fix hoorde als een oude frommelende paap, wanneer een jong Meysje hem in den biegststoel een naauwkeurig verhaal doet over het verlies van haar verkreukte maagdpalm’. Na het overlijden van deze kwakzalver werd Abdera nog bezocht door ‘Antwerpse kakelaar’, die beweerde dat zijn Orvetiaan even effectief was als het poeder ‘van den witten Eenhoorns’.

Weyerman eindigde met de rake verzuchting dat ‘wie dat soort van geneesheeren laakt, en die dat slag van Kourant-geneesmiddelen wraakt, weynig alhier zal verbeuren, en noch minder hier namaals’.
Ik heb u slechts een selectie van de prachtige Weyermansiaanse retoriek kunnen laten horen en ik raad u aan om de tekst zelf op de website op te zoeken. Kijk dan ook naar aflevering 10 van 29 november 1728, waarin hij zijn ervaringen met reguliere geneesheren beschrijft ‘nadat hij aan de dood als gevolg van een gevaarlyke koorts was ontsnapt’.

Hoe liep het in Vianen af met onze welbespraakte verre voorganger? Profiterend van de toenemende burgerlijke vrijheid tijdens de Verlichting kon hij zich qua vrijheid van meningsuiting veel permitteren, maar zijn roekeloosheid daarbij werd hem toch uiteindelijk fataal. In 1738 werd er – na een kritisch stuk over de VOC – een opsporingsbevel tegen hem uitgevaardigd, waarbij er 100 rijksdaalders werden uitgeloofd voor de tip die tot zijn aanhouding kon leiden.

Reeds de volgende dag werd hij te Vianen aangehouden, een aanhouding welke niet vlotjes verliep, want de arrestant bood ’resistentie’. Vianen leverde Weyerman uit aan het Hof van Holland en daar werd hij na een kort proces opgesloten in de Gevangenpoort. Op eigen kosten tot levenslang veroordeeld wegens smaadschriften en chantagepraktijken zou hij daar de rest van zijn leven doorbrengen. Bijna 10 jaar later – in 1847 – overleed hij in de Gevangenpoort en werd hij pro deo begraven.

C.N.M. Renckens

Gerelateerde artikelen

tijdschrift - 05 januari 2021

(Om technische redenen is de pdf van het tijdschrift alleen per desktop te zien en nog niet per mobiel of tablet – hier wordt aan gewerkt) Inhoud Nederlands Tijdschrift tegen de Kwalzalverij, jaargang 131, 2020, nr. 3: * Jaarvergadering 2020, pag. 1* Jaarrede 2020 van de voorzitter, pag. 6 * Afscheidscauserie, pag. 9 * Juryrapport […]

tijdschrift - 13 januari 2020

Inhoud Nederlands Tijdschrift tegen de Kwakzalverij, jaargang 130, 2019, nr. 4: * Jaarvergadering 2019, pag. 1 * Aftreden Theo Douma, pag. 5 * Jaarrede 2019 van de voorzitter, pag. 7 * Erratum, pag. 11 * Juryrapport Meester Kackadorisprijs 2019, pag. 12 * Apologie van mevrouw J. Geel, pag. 14* Symposiumverslag, pag. 16* European Sceptics Congress […]

tijdschrift - 08 januari 2019

Inhoudsopgave Nederlands Tijdschrift tegen de Kwakzalverij, jaargang 129, 2018, nr 4: * Jaarvergadering 2018, pag. 1 * Jaarrede 2018 van de voorzitter, pag. 5 * Gebroeders Bruinsma Erepenning 2018 voor J.W.M. van der Meer, pag. 10 * Juryrapport Meester Kackadorisprijs 2018, pag. 12 * Meester Kackadorisprijs 2018 voor HAN en haar apologie, pag. 14 * […]