UitgelichtHet boek “Met het oog op Kackadoris” van Cees Renckens is weer beschikbaar!

Koop hier het boek

De Bemer: nog steeds onzin

De Bemer: nog steeds onzin

Joachim Piatkowski, Simone Kern, and Tjalf Ziemssen,
Effect of BEMER Magnetic Field Therapy on the Level of Fatigue in Patients with Multiple Sclerosis: A Randomized, Double-Blind Controlled Trial.
Journal of Alternative and Complementary Medicine, Vol. 15, Number 5, 2009, pp. 507-511.

‘De Bemer blijkt wel degelijk werkzaam te zijn’, was het commentaar. Was de VtdK niet op de hoogte van dit artikel? De vragensteller handelde waarschijnlijk in opdracht van een arts in de Randstad.

Het korte antwoord was natuurlijk ‘Ja’, want tijdens de behandeling van de BEMER-reclame voor de RCC had de vertegenwoordiger van BEMER al op 11 september 2007 opgeschept ‘er loopt nu een groot onderzoek naar de gunstige werking bij MS patienten’ en daarna op 10 april 2008 ‘zojuist is een groot wetenschappelijk onderzoek afgesloten van Bemer en de positieve werking bij het “fatique syndroom” bij MS patienten. De publicatie in een vooraanstaand neurologisch Duits blad wordt binnenkort verwacht.’

Het Journal of Alternative and Complementary Medicine is wel even wat anders. Bij Bemer beseft men dat niet, want op hun website is dit artikel op te halen, (1)  maar daar wordt het aangekondigd als Harvard UniversityMagazine! Deze zelfde onwaarheid stond al in een advertentie in een bijlage ‘Het zenuwstelsel’ van De Telegraaf van juli 2009. Het was in één oogopslag duidelijk waarom het vooraanstaande neurologische blad het niet had gepubliceerd.

Een piepklein onderzoek dat helemaal niet gaat over de dolzinnige claims van de BEMER, en waarvan de voornaamste conclusie berust op het straal negeren van een enorm verschil tussen de placebo- en de verumgroep.

De vragensteller hebben we ongeveer als volgt beantwoord.

Wat is de BEMER?

De BEMER3000 bestaat uit een adapter om de netspanning terug te brengen naar een lage spanning. plus een modulator die samen het besturingsapparaat vormen dat zich in een doosje van ongeveer A4-formaat bevindt, en een matrasje met zes platte spoelen. In het besturingsapparaat wordt de stroom uit het stopcontact omgezet naar de gewenste gelijkstroom. Deze gewenste stroom volgt een ingewikkeld patroon van sterker en zwakker worden, aan- en uitgaan en van richting veranderen. Iets preciezer: de stroom vertoont een stijgende serie van een stuk of vijftien piekjes van ongeveer een milliseconde, telkens gevolgd door een terugval. Na dat crescendo van vijftien piekjes wordt van voren af aan begonnen. Na twee minuten (ca. 4000 van die crescendo’s) wordt de richting van de stroom omgedraaid. Er is geen enkele theoretische onderbouwing voor deze fantasievolle variatie van stroomsterkte. Deze stroom door de spoelen wekt een plaatselijk magnetisch veld op dat op zijn beurt weer een elektrische veld opwekt. Het signaal van de BEMER3000 is al met al van een frequentie niet veel hoger dan 1 kilohertz.

Iets dergelijks gebeurt ook in zogeheten Pulsed Electromagnetic Field (PEMF) apparaten, maar daar gaat het uiteindelijk om het elektrische veld dat van invloed zou zijn op de behandeling van de kwaal, het magnetisch veld dient om dat veld op de juiste plaats op te wekken. Of PEMF-apparaten werken is nogal twijfelachtig, maar de BEMER gebruikt dit elektrische veld niet, maar alleen het magnetische veld.

Het magnetisch veld heeft pas enige invloed op het bloed bij veldsterkten van omstreeks 1 tesla. Dat komt in de buurt van de sterkte van het veld in een mri-machine, dat overigens statisch is. Het veld van de BEMER3000 is maximaal slechts 100 microtesla, dus maar het 10.000ste deel daarvan. Ter vergelijking: het aardmagnetisch veld in onze streken (dat natuurlijk niet aan en uit gaat) heeft een sterkte van ongeveer 40 microtesla. Die 100 microtesla zijn ruwweg dezelfde orde van grootte als het veld van een haardroger of boormachine op een afstand van enkele centimeters.

De reden om te denken dat dergelijke zwakke langzaam veranderende velden geen effect hebben op het menselijk lichaam is dat wij nu eenmaal geen magnetische of magnetiseerbare onderdelen hebben. Was dat wel zo, dan zou het verblijf in een werkende mri-machine indrukwekkende gevolgen hebben. Een magnetisch veld oefent invloed uit op bewegende ladingen; daar hebben we er wel veel van. Door de thermische beweging hebben de waterdeeltjes van bloed en cellen een gemiddelde snelheid van omstreeks 500 meter per seconde en doordat ze zo vlak op elkaar zitten, verandert de bewegingsrichting van een waterdeeltje of ion biljoenen malen per seconde. Het effect van een magnetisch veld dat gedurende een tijd van een miljoenste of een miljardste seconde echt als stationair te beschouwen is, bestaat erin dat de beweging van een geladen deeltje iets wordt afgebogen dwars op de bewegingsrichting tot aan het ogenblik van de volgende botsing. Het is niet goed voorstelbaar dat dit verder iets uitmaakt, temeer daar het effect op positieve ladingen en negatieve ladingen (waarvan er in het bloed evenveel zijn) tegengesteld is.

Bij allerlei proeven is nooit een effect gevonden van zwakke en langzaam veranderende magnetische velden, hoewel er wel naar gezocht is. Eventuele effecten zouden theoretisch duidelijker moeten worden bij hogere frequenties. Een magnetron opereert bij ongeveer 2.500.000.000 trillingen per seconde, en geeft dan alleen maar warmte-effecten.

Als er dus in een of andere proef een verschil gemeten word ten gevolge van een ‘behandeling’ met een BEMER3000, dan berust dit op de een of andere fout of op toeval. In verband met het bovenstaande is dus elk artikel dat pretendeert de werkzaamheid van de BEMER3000 aan te tonen een soort zoekplaatje ‘waar is de fout’?, vergelijkbaar met artikelen waarin de werkzaamheid van homeopathie of de voorbede of welk ander onaannemelijk idee wordt aangetoond.

Geen theoretische onderbouwing

Misschien is de bovenstaande analyse niet correct, maar dan zal een eventueel artikel toch moeten voorrekenen waarom een fysisch effect van zulke zwakke en curieus gemodelleerde velden toch aannemelijk is.

Dit doet het artikel niet. Het stelt slechts ‘It is only hypothetical why there is a positive impact of magnetic therapy on MS fatigue.’ De onbewezen claims van de BEMER3000 gaan over verbetering van de bloedsomloop in haarvaten. MS is echter een aandoening van de zenuwen, en het ligt voor de hand dat de oorzaak van de vermoeidheid iets te maken heeft met het verkeerd functioneren van zenuwen, en niet met gebreken in de bloedsomloop. Het is ook niet aannemelijk dat delen van het zenuwstelsel die een heel specifieke vorm van slecht functioneren vertonen, beter gaan werken als de bloedsomloop in de haarvaten verbetert. Dus behalve dat het artikel geen enkele theoretische onderbouwing geeft waarom de BEMER3000 wat dan ook met de bloedsomloop zou uitrichten, wordt ook niet duidelijk waarom men dit apparaat zou proberen op vermoeidheid ten gevolge van MS.

Het artikel is dan ook verschenen in een tijdschrift over alternatieve geneeskunde, waar men structureel nooit let op theoretische onderbouwing.

De resultaten van de proef

Wat betreft de uitslagen, is het eerste dat opvalt dat de therapie bestond uit tweemaal daags acht minuten op dat matje. Het is de vraag of tweemaal daags acht minuten van welke zwakke stimulus dan ook veel uithaalt. Vervolgens bleken vier deelnemers afgehaakt te zijn, zogenaamd omdat ze de tijd niet hadden. Dat is ongeloofwaardig. Hoe kan een MS-patiënt die kampt met ernstige moeheid niet de tijd hebben om tweemaal acht minuten plat te liggen, of desnoods in een luie stoel (zie afbeelding van de echtgenote van de PR-medewerker van Bemer) een krantje te lezen? In serieus onderzoek beoordeelt men op basis van intention to treat, om te voorkomen dat lezers van de uitkomsten de verdenking zullen koesteren dat de onderzoeker gebruikt gemaakt heeft van de vrijheid om hinderlijke gevallen weg te laten.

Dan de uitkomsten. Het is onlogisch om het verschil tussen placebo en verum te bekijken zonder te letten op de uitgangspositie. In afgeronde vorm geven we de gemiddelde waarden van de groepen met de standard error of the mean tussen haakjes:

uitgangswaarden: A verum 32 (3)      B placebo 38 (3)
na zes weken:        C verum 29 (3)     D placebo 36 (4)
na twaalf weken:    E verum 27 (3)     F placebo 37 (3)

De vermoeidheid van de placebo’s is aanzienlijk groter dan die van de verums. Er is dan ook een aanzienlijk verschil tussen beide groepen. Van de 19 verums kregen er 10 immunosupressiva, en van de 18 placebo’s waren dat er 16. Dat is een significant verschil (p=0,019, eenzijdig met Fisher’s exacte test; hoewel ‘significant’, kan het best toeval zijn). Aangezien men van immunosuppressiva behoorlijk moe kan worden en blijven, is dit nogal een verschil. De onderzoekers negeren dit, en merken zelfs op dat er berichten zijn dat zo’n middel zelfs positieve effecten heeft op vermoeidheid.

Dit probleem zou er wellicht niet geweest zijn als men grote groepen had genomen in plaats van deze kleine groepen waar allerlei toevalseffecten (zoals het grote verschil tussen aantallen patiënten met immunosupressiva) een rol kunnen spelen.

De onderzoekers zeggen dat het verschil F–E de primaire uitkomstmaat was. Zulke beweringen zijn altijd moeilijk te geloven. Waarom speelt D–C geen rol? Waarom kijkt men niet naar (F–E) – (B–A), oftewel (F–B) – (E–A). Opgemerkt moet worden dat E–A niet significant van 0 afwijkt, en F–B ook niet, laat staan het verschil tussen deze beide.

Als we kunnen vermoeden dat de onderzoekers net zo hard hadden staan juichen als er na zes weken een ‘effect’ te zien was geweest als nu na twaalf weken, moeten we de lat voor statistische significantie hoger leggen.

Verder wordt bij de berekening kennelijk uitgegaan van de standaarddeviaties in de groepen. Deze berusten echter op de verschillen tussen de deelnemers onderling. De ziekte MS is echter een ziekte met een bekend wisselend beloop, dus het gaat eigenlijk om de verschillen in de tijd bij elke deelnemer afzonderlijk.

Men zou kunnen redeneren dat het niet veel uitmaakt of men veel patiënten uitkiest uit een grote populatie patiënten, of dat men een enkele patiënt bekijkt op flink ver uit elkaar liggende tijdstippen, maar het is onzorgvuldig. Bovendien worden bij zo’n onderzoek natuurlijk vooral patiënten toegelaten van wie de ernst van de aandoening op dat ogenblik boven een bepaalde drempel ligt, wat ertoe leidt dat ze onderling misschien minder verschillen, en we ook een regressie naar het gemiddelde mogen verwachten. Inderdaad zien we na zes weken het gemiddelde iets dalen en de standaarddeviatie iets groter worden.

Wat men had moeten doen is voor elk van de patiënten het verschil tussen uitgangswaarde en 12 weken later berekenen, en van deze 19 (verum) respectievelijk 18 (placebo) waarden de standaarddeviatie nemen, en op basis daarvan de berekening doen. Het voordeel is dat je dan geen last hebt van de variabele ‘immunosuppressie’ of andere verschillen tussen de patiënten. Dit ontbreekt geheel in het artikel, en andere methoden om het grote verschil tussen de placebo- en verumgroep te compenseren worden ook niet uitgewerkt.  Bij deze voorgestelde berekening zijn natuurlijk de verschillen tussen de gemiddelden hetzelfde als die we krijgen uit de berekening van de auteurs, namelijk 3,68, maar de op deze wijze te verkrijgen standaarddeviatie is realistischer. Het is helaas niet te verwachten dat de standaarddeviaties in beide groepen zo flink minder worden dan 6, wat wel nodig is om hier een ‘significant’ resultaat te krijgen.

Verder gaat het artikel nog uitvoerig in op allerlei deelresultaten, wat alweer wijst op het feit dat het hier niet gaat om het toetsen van een ondubbelzinnige en al eerder bestaande hypothese over de werking van de BEMER3000, maar over zogeheten verkennend onderzoek, ‘only a pilot’ in de woorden van de auteurs, enigszins in tegenspraak met berichten over een groots opgezette proef die allang voor publicatie de ronde deden. Bij verkennend onderzoek is het berekenen van statistische significanties eigenlijk onzin. Het berekenen van significanties heeft alleen zin als er een volkomen duidelijke a priori hypothese is, en als de proef uitsluitend en alleen is opgezet om die hypothese (en geen enkele andere) te toetsen.

Samenvatting

Tot zover de analyse van dit artikel. Wij hopen dat u begrijpt waarom wij zo’n stuk als van Piatkowski et al. niet serieus nemen en dat u ook begrijpt aan wat voor eisen een wetenschappelijk stuk moet voldoen wil het onze opvatting over de BEMER3000 veranderen, namelijk:

1. Een duidelijke en in numerieke termen vervatte hypothese over het genezend effect van de BEMER3000.
2. Een theoretische onderbouwing van de werking van dit apparaat op basis van bekende fysica en fysiologie.
3. Een proef die behoorlijk is uitgevoerd en die specifiek is gericht op de toetsing van de hypothese genoemd in punt 1.
4. Publicatie in een eersteklas tijdschrift, en in elk geval niet in tijdschriften die gewoonlijk allerlei onzin publiceren.
5. Herhaling door onafhankelijke onderzoekers.

 

Met dank aan mw. ir. M.P. Prins en en prof. dr. R. Vermeulen.

 

Noot toegevoegd 24 juli 2010 en later:

1. De tekst van de geciteerde Bemerpagina is drastisch gewijzigd, maar het Engelse woord voor vermoeidheid wordt nog steeds als ‘fatique’ gespeld. Van de uitgever van het blad, die nog tientallen andere bladen uitgeeft, wordt nu verteld dat hij ‘connecties’ heeft met Harvard, maar welke dat dan zijn wordt in het midden gelaten. De huidige versie van de pagina geeft een goed idee van de betoogtrant van de PR-medewerker van Bemer tevens alleenverkoper voor Nederland. In de vele procedures bij de RCC kregen de klagers vele, vele pagina’s in deze stijl toegestuurd. Het stuk is geschreven door een ‘ik’ die zijn naam er vergeet bij te zetten. Deze ‘ik’ beklaagt zich enerzijds dat ‘Bemer is helaas een kleine onderneming dat [sic] niet over de kapitalen kan beschikken van de farma-industrie’ en anderzijds vermeldt hij dat er 120.000 tevreden gebruikers van hun matje à 2450 euro (samen 300 miljoen euro) zijn.

De ‘ik’ doet de waarheid geweld aan, want hij schrijft: ‘Overigens zonder vermelding dat de Reclame Code Commisie het aannemlijk acht dat de Bemer de doorbloeding verbetert.’ Zoals men kan nalezen in de uitspraken van de RCC (zie de downloads bij Weer een wonderapparaat: De BEMER 3000), schreef deze eerst (28 januari 2008): Hoewel niet valt uit te sluiten dat er mensen zijn die de Bemer-therapie positief hebben ervaren, is de wetenschappelijke onderbouwing van de aan de Bemer toegschreven werking onvoldoende.’ En op 8 april 2010 formuleerde de RCC het zo: ‘De Commissie acht het aannemelijk dat gebruikers van de Bemer3000 goede ervaringen hebben opgedaan met de Bemer3000, maar dat rechtvaardigt nog niet de conclusie dat de Bemer3000 de werking heeft, die daaraan in de gewraakte uitingen wordt toegeschreven.’

In de uitspraak van 14 oktober 2008 (aangehangen) zei het College van Beroep wel iets over doorbloeding, namelijk:

‘Gelet op hetgeen [Bemer] heeft aangevoerd, acht het College het aannemelijk dat de Bemer de doorbloeding in het lichaam kan verbeteren, maar de in elk van bovengenoemde uitingen besloten liggende suggestie dat toepassing van de Bemer hierdoor ook zou leiden tot een verbetering waar het betreft de in de uitingen genoemde (deels ernstige) aandoeningen en situaties, wordt niet, althans onvoldoende gerechtvaardigd door het door apellante overgelegde materiaal en/of de daarop gegeven toelichting.

Het hele vetgedrukte gedeelte is door de ‘ik’ weggelaten, een staaltje van selectief citeren.  

2. Bijgevoegd is ook een artikel uit het Duitse blad Versicherungsmedizin over de Bemer (rechtsbovenaan dit artikel). Zij concluderen dat de Bemer een soort magneetveldtherapie is en dat er geen bewijzen zijn voor de werkzaamheid.

Nederlands Tijdschrift tegen de Kwakzalverij

Schrijf je in en ontvang het Nederlands Tijdschrift tegen de Kwakzalverij (NTtdK).

Word lid east
Kwakzalverij