UitgelichtHet boek “Met het oog op Kackadoris” van Cees Renckens is weer beschikbaar!

Koop hier het boek
Door: C.N.M. Renckens | Geplaatst: 14 augustus 2021

Nogmaals over modeziekten en enkele substraatloze aandoeningen

Zowel bij modeziekten als kwakzalverij het om zaken, waarvan nut en een wetenschappelijke basis ontbreken. Een vervolg.

Nogmaals over modeziekten en enkele substraatloze aandoeningen

Foto: Pixabay.com

In het vorige nummer vatte ik een flink aantal artikelen samen, die in het eindejaarsnummer 2020 van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde waren verschenen met als gemeenschappelijk onderwerp de medische hype. Mijn lezers weten dat dit onderwerp mij als sinds 1980 boeit nadat ik als jong specialist twee ingrijpende epidemieën/modezieken had meegemaakt: vanaf 1980 woedde de ‘postnatale depressie’ en een decennium later de zogenaamde bekkeninstabiliteit.

In mijn dissertatie uit 2004 onderzocht ik het fenomeen modeziekten en gaf een overzicht van de Nederlandse situatie. Hoewel dat op het eerste gezicht misschien niet duidelijk is vertonen kwakzalverij en modeziekten veel overeenkomsten. Zowel bij het een als het ander gaat het om zaken, waarvan nut en een wetenschappelijke basis ontbreken. Ook het stellen van onzinnige diagnosen is natuurlijk kwakzalverij. Een andere dwarsverbinding tussen kwakzalverij en modeziekten is dat je er bij de bestrijding ervan vroeg bij moet zijn. Precies zoals de Britten plegen te zeggen over de Schotten: je moet ze vroeg vangen.

Preventie is de kern van de zaak. Is het slachtoffer eenmaal in de ban van een kwakzalver, die profiteert van placebo-effect, de gunstige inwerking van de tijd en van het respect dat gesomatiseerd ongenoegen in de omgeving kan afdwingen, dan wordt het lastig zulks aan de patiënt duidelijk te maken. Op vergelijkbare wijze is de weg terug voor de lijder aan een modeziekte vaak erg moeilijk. De ‘herkenning’ als ziektebeeld van een aantal subjectieve klachten uit de altijd wel aanwezige ‘symptom pool’ (Shorter) biedt de lijder een verklaring van de medisch onverklaarbare klachten.

De vaak catastroferende etikettering als modeziekte levert secundaire ziektewinst op, zowel in materiele als in immateriële zin. De nog amorfe, niet als medisch geziene, klachten van de ‘symptom pool’ (moeheid, duizeligheid, pijn, geheugenproblemen, slaapproblemen etc.) transformeren in een echte ziekte. Ruzie met de baas predisponeert tot RSI, de kopstaartbotsing (hoe licht ook) kan tot chronische whiplash lijden, een adequaat behandelde tekenbeet tot chronische Lyme en de huisschilder schrijft zijn klachten toe een de oplosmiddelen in de verf. En deze serie kan nog aanzienlijk worden uitgebreid.

Richtlijn

De Richtlijn Diagnostiek en Behandeling van mensen met Whiplash Associated Disorder I / II (p. 13) van de Nederlandse Neurologenvereniging formuleert e.e.a. zo: ‘In de literatuur worden voor het chronisch whiplash syndroom verscheidene oorzakelijke factoren genoemd zoals de aard en ernst van het ongeval, ernst van de pijnklachten, sociale, culturele en financiële omstandigheden en de manier waarop de betrokkene omgaat met ziekte (coping). Het wordt dus beschreven als een complex ziektebeeld. Op grond van overeenkomsten in symptomatologie en (multifactoriële) pathogenese rangschikt men het wel onder de functioneel somatische syndromen of chronische pijnsyndromen (Barsky 1999, Deyo 2000, Ferrari 2001). De klachten van het ‘chronisch whiplash syndroom’ verschillen nauwelijks of niet van die welke voorkomen bij soortgelijke syndromen, zoals fibromyalgie, burnout syndroom, environmental hypersensitivity en van haar voorganger de ‘railway spine’. Slechts de entree tot het klachtensyndroom is verschillend. De term chronisch is naar de mening van de werkgroep in dat verband niet gelukkig, omdat chronisch eventueel zou kunnen worden geïnterpreteerd als blijvend’.

De praktijk leert dat genezing van zo’n modeziekte weinig voorkomt en dat alleen van cognitieve gedragstherapie (CGT) wel succes wordt gezien. Men hecht echter zeer aan zijn secundaire ziektewinst en genezing kan gezichtsverlies opleveren. De patiëntenverenigingen, vrijwel steeds gesteund door een enkele sympathiserende medicus, doen hun uiterste best om de publicaties over CGT aan te vallen en niet zelden worden de brengers van dit in hun ogen slechte nieuws bedreigd.

De Groningse psycholoog Bram Buunk stopte om deze reden met zijn publicaties op dit gebied. Een ander kenmerk van deze soort aandoeningen zijn de problemen, die zij ondervinden in de omgang met keurings- en verzekeringsartsen. In artikel 5 van de Wet WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) is bepaald dat arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen. Dit artikel dient aldus uitgelegd te worden dat slechts sprake is van arbeidsongeschiktheid als een verzekerde op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten de in aanmerking komende arbeid niet kan of mag verrichten.

Voorts kan in bijzondere gevallen worden aangenomen dat aan laatstgenoemde eis is voldaan, ook al is niet geheel duidelijk aan welke ziekte of aan welk gebrek het onvermogen om arbeid te verrichten valt toe te schrijven. In die bijzondere gevallen geldt dan wel als (minimum)eis dat bij de (onafhankelijke) medisch deskundigen een vrijwel eenduidige, consistente en naar behoren medisch gemotiveerde en verantwoorde opvatting bestaat dat de verzekerde als gevolg van ziekte of gebrek niet in staat is de desbetreffende arbeid te verrichten. Aldus de definities zoals gehanteerd door de wetgever. Geen wonder dat veel verzekeringsartsen worstelen met de interpretatie van deze wet. De rechter moet zonder enige medische kennis de knoop vaak doorhakken.

Drie voorbeelden:

Een dertienjarig meisje met tien jaar later nog altijd whiplash
Over deze casus schreef ik reeds in juni 2018, want ik vond het onbegrijpelijk dat de aansprakelijkheidsverzekeraar ASR van de ‘dader’ in het ongelijk werd gesteld . Vijf jaar na een zeer ‘laag energetisch trauma’ van plm. 5 km/uur in een kopstaartbotsing had het meisje nog uitgebreide klachten, die toch onmogelijk aan dat geringe trauma, vergelijkbaar met dat van iemand die tegen een dichte deur oploopt, kunnen worden toegeschreven. Het ging dus om een trauma van een intensiteit die vrijwel iedereen dagelijks wel eens ondervindt. De ‘delta V’ bedroeg (3,4 tot 7,2 km/uur), maar het hof Amsterdam stelde toen in navolging van de uitspraak in eerste aanleg dat ‘de lage snelheid een oorzakelijk verband met directe gezondheidsschade niet in de weg staat’. ASR moest als aansprakelijkheidsverzekeraar toch de letselschade betalen. Wel moet er op last van de rechter nader onderzoek gedaan worden naar de vraag of de gezondheidsklachten die de vrouw nog ondervond gelinkt kunnen worden aan het trauma van bijna 8 jaar geleden. Een WIA-arts beschreef de toestand van cliënte als volgt:

‘Cliënt claimt een algeheel onvermogen tot functioneren in werk of op school. Zij weet niet of dat in de toekomst nog zal verbeteren. Voor Wajong 2015 kan iemand alleen in aanmerking komen als zij door ziekte/gebrek volledig en duurzaam geen mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie en deze ook niet kan ontwikkelen. Bij cliënt zijn na een ongeval in 2010 klachten (vooral pijn in nek, schouders, rug en hoofd, naast concentratie- en geheugenproblemen) ontstaan waardoor zij aangeeft beperkingen te ervaren in het concentreren en zwaar tillen. Lichamelijke activiteiten kosten haar moeite. Op basis van de aangeleverde stukken constateer ik dat er sprake is van ziekte/gebrek in de zin van de Wajong’. Echter, aldus vervolgt de arts zijn verslag, de hieruit voortvloeiende beperkingen zijn niet goed objectiveerbaar en ondanks uitgebreid onderzoek blijkt uit de aangeleverde stukken dat er geen ernstige afwijkingen zijn gevonden.

Het aantal experts en behandelaars waaraan het meisje tot 2018 is blootgesteld geweest is enorm, rechters en advocaten en verzekeraars niet meegeteld: huisarts, kinderfysiotherapeut, neuroloog, orthopeed, orthomanueel arts, mindfull therapeut, revalidatiearts, natuurkundige, verzekeringsgeneeskundige en psycholoog. In het arrest van 23 januari 2018 (een zgn. tussenvonnis) verordonneert het hof dat er een multidisciplinaire groep moet worden samengesteld, waaraan ten minste meegewerkt zou moeten worden door een neuroloog, een neuropsycholoog, een psychiater en een revalidatiearts, om te bepalen welk deel van de klachten kunnen worden toegeschreven aan die gebeurtenis van 10 juni 2010. Wat een vraagstelling, wat een opgave, zo sloot ik mijn betoog in 2018 af. Begin 2021 kon ik nog nergens een vervolg arrest vinden en ik ging er van uit dat er een schikking was geweest, die niet meer gepubliceerd werd. Doch ik vergiste mij. Overeenkomstig de opdracht van de rechter in 2018 bleek dat er wel degelijk een multidisciplinaire beoordeling had plaats gevonden, door de vier genoemde experts.

Op 23 februari 2021 deed de rechter opnieuw uitspraak . De website van het Verbond van Verzekeraars vatte de zaak als volgt samen: ‘Whiplash, ongeval 2010. Benadeelde ontwikkelt na achterop aanrijding op 13-jarige leeftijd met geringe botsingssnelheid (delta v 3,4 tot 7,2 km/uur) ernstige en langdurige klachten (concentratiestoornissen, vergeetachtigheid etc.). Er vindt onderzoek door vier deskundigen plaats: door neuroloog, neuropsycholoog, psychiater en revalidatiearts. (…) Het hof vindt voldoende aannemelijk dat causaal verband bestaat tussen de klachten en het ongeval. Het hof stelt daarbij voorop dat het er om gaat dat in juridische zin sprake is van causaal verband. Daarvoor is niet noodzakelijk dat een sluitende wetenschappelijke verklaring wordt gegeven voor de klachten. Het causaal verband is in beginsel voldoende aannemelijk indien voor het ongeval geen sprake was van dezelfde of vergelijkbare klachten (1), het ongeval de klachten kan veroorzaken (2) en een alternatieve verklaring ontbreekt (3). Aan deze vereisten is in dit geval voldaan. (zie r.o. 5.3).

Met de deskundigenonderzoeken is het causaal voldoende aannemelijk geworden; het hof heeft geen behoefte aanvullende vragen te stellen. De revalidatiearts heeft concrete therapeutische suggesties gedaan. Naar het oordeel van het hof mag van benadeelde verlangd worden dat zij zich tot het uiterste inspant om die suggestie op te volgen. Indien zij dat niet doet, is voorstelbaar dat het causaal verband tussen haar klachten en het ongeval doorbroken wordt. Om die reden geeft het hof geen in tijd onbeperkte verklaring voor recht over het causaal verband tussen de klachten en het ongeval. Het hof beperkt de verklaring in tijd tot het einde van 2022. Het hof merkt op dat het kennis heeft genomen van de opmerking van de revalidatiearts over de negatieve invloed van een lopende procedure op de kans van slagen van een therapie. Dat probleem is naar het oordeel van het hof onoplosbaar.

Het alternatief, het ondanks de therapeutische suggesties, toewijzen van de gevorderde ongeclausuleerde verklaring voor recht, zou ertoe leiden dat in de schadestaatprocedure in het kader van de causaliteit geen rekening meer kan worden gehouden met eventuele positieve resultaten van de therapie en ook niet met een eventuele verwijtbare weigering van benadeelde om zich in te spannen de therapie te volgen.’ (einde citaat)

ASR werd opnieuw veroordeeld tot betaling van proceskosten, alsmede de honoraria van de vier geraadpleegde experts. Nog een citaat uit het arrest: ‘ASR heeft nog opgemerkt dat niet uitgesloten is dat cliënte in de situatie zonder ongeval ook vergelijkbare klachten had kunnen ontwikkelen. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat dit betoog niet afdoet aan het aannemen van causaal verband. Daargelaten dat de rapporten van de deskundigen geen aanwijzingen bevatten voor een predispositie van cliënte, staat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een persoonlijke predispositie van de benadeelde niet in de weg aan causale toerekening . Wel kan een bijzondere kwetsbaarheid van de benadeelde in aanmerking worden genomen bij de schadebegroting’. Het arrest laat zich lezen als een college psychosomatiek door een jurist geschreven. Geïnteresseerden moeten het zeker zelf gaan lezen. De rechter gaat mee met de revalidatie arts, die stelt nog therapeutische mogelijkheden te zien, mits zij afstand doet van haar strijd tot behoud van de uitkering. Ze krijgt daartoe tot eind 2023 de tijd.

De schier hopeloze medische toestand van het meisje is af te lezen aan de ervaring van de rapporterende revalidatiearts: ‘Ik heb betrokkene tweemaal onderzocht, eerst op mijn praktijkadres op 12-12-2019 waarbij ik een poging gedaan heb om haar alleen te spreken maar een goede anamnese afnemen bleek niet mogelijk, gezien het feit dat ze een afwezige indruk maakte, al snel aangaf zich erg vermoeid te voelen en overprikkeld te raken en beperkte en vrij vage antwoorden gaf. Ik heb toen vader nog kort gesproken. Vervolgens ben ik op huisbezoek gegaan en heb haar op 16-01-2020 onderzocht bij haar ouders thuis in [K] , waarbij ik haar eerst alleen gesproken heb en vervolgens heb ik met haar ouders gesproken. Ik was tot een huisbezoek overgegaan omdat betrokkene ook aangaf dat de ze de reis naar mij als erg vermoeiend had ervaren en zich daardoor ook minder kon concentreren. Ze hield het iets langer vol, ongeveer 40 minuten maar ook nu maakte ze een vrij afwezige indruk, gaf al snel aan vermoeid te zijn en overprikkeld te raken en wilde na 40 minuten het onderzoek beëindigen waarna ik met haar ouders gesproken heb.’

Een cynicus, die slechts oppervlakkig kennis neemt van dit arrest, zou geneigd kunnen zijn Multatuli na te spreken, die zei dat rechters er niet zijn om recht te spreken, maar om kwesties te beëindigen. Toch is dat beslist onjuist: ik kom hierop later in mijn epicrise nog terug.

Stewardess krijgt uitkering wegens aerotoxic syndroom, de ‘pilotenziekte’
De NRC van 20 juni pakte flink uit met grote letters: ‘Ex-stewardess won uitkeringszaak na klachten over vuile cabinelucht en haar strijd is nog niet voorbij. Voormalig stewardess Evelyn van den Heuvel heeft een rechtszaak over haar arbeidsongeschiktheid gewonnen. Ze is gedeeltelijk arbeidsongeschikt geraakt door giftige stoffen in de cabines van vliegtuigen waarin ze werkte. Dat heeft de hoogste rechter op het gebied van sociale zekerheid geoordeeld. Het is voor het eerst dat een rechter het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering toekent aan iemand met het zogeheten ‘aerotoxisch syndroom’. Mogelijk lijden honderden mensen uit de luchtvaartbranche daaraan’.

De toen 26-jarige stewardess kon haar werk steeds minder goed aan wegens uitval van armen of benen en soms beiden tegelijk. Ook kreeg zij last van gillende hoofd- en buikpijnklachten. We schrijven 2016. Artsen konden niets vinden, ook niet toen zij eens met hevige klachten was opgenomen in het ziekenhuis in Bombay. Bedrijfsartsen van KLM gaan akkoord met gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en zij krijgt lichter administratief werk. Zelfs dat houdt ze niet goed vol en zij heeft inmiddels zelf gelezen over het ‘aerotoxisch syndroom’, een niet-erkende ziekte. Als zij dat ook inbrengt wordt zij onderzocht door een keuringsarts van het UWV, die geen afwijkingen kan vinden. Hij verklaart haar honderd procent arbeidsgeschikt! Ze moet derhalve blijven werken, hetgeen ze weigert. In 2016 ontslaat KLM haar wegens werkweigering. Ook daarna houdt zij nog last van moeheid en concentratiestoornissen.

Als ‘diagnose’ krijgt zij SOLK, somatisch onverklaarde lichamelijke klachten. Het UWV stopte haar uitkering medio 2016, waartegen Van den Heuvel in beroep bij de Rotterdamse rechtbank, die KLM in het gelijk stelde. Daartegen ging Van den Heuvel in beroep bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB), meervoudige Kamer. Deze deed op 29 april 2021 uitspraak. Omdat er in de medische literatuur nog altijd geen acceptatie is van de diagnose aerotoxisch syndroom, waarbij vage klachten worden toegeschreven aan de extreem lage concentraties ‘organofosfaten’ in de cabinelucht, gaat Van den Heuvel op zoek naar medische experts die haar kunnen bijstaan. Onvermijdelijk komt daarbij allereerst de naam van de arts-piloot Michiel Mulder in beeld, die spreekuren houdt voor lijders aan het omstreden syndroom. Hij kent naar eigen zeggen wel 90 piloten met het syndroom.

In 2017 verloor Mulder desondanks nog een vergelijkbare casus van een vlieger met het vermeende syndroom. Nu stelt hij in NRC dat de uitspraak van de CRvB een gunstig precedent zal zijn bij toekomstige rechtszaken, waarbij hij spreekt van 10% van alle KLM-vliegers die last zouden hebben van het syndroom. Het UWV spreekt tegen dat de uitspraak een precedentwerking kan hebben en stelt dat deze casus uniek is en op zich zelf staat. Behalve Mulder trad ook de Twentse neuroloog dr. G. Hageman in het krijt voor Van den Heuvel. Hij was eerder zeer actief als lid van de ‘solvent teams’, die het realiteitsgehalte van de diagnose OPS, oftewel schildersziekte oftewel chronische toxische encefalopathie (CTE) moest onderzoeken.

In het hoger beroep heeft de door Van den Heuvel ingeschakelde verzekeringsarts Klijn zich vrijwel uitsluitend op de mening van Hageman verlaten, die beweerde ‘ondersteunend bewijs’ te hebben gevonden voor de diagnose aerotoxisch syndroom, hoewel er – Hageman dixit – nog geen criteria zouden zijn waarmee die diagnose kan worden vastgesteld. Zichzelf enigszins tegensprekend vermeldde hij in zijn rapportage dat hij relevante laboratoriumuitslagen had gevonden, die de diagnose zouden kunnen ondersteunen. In een lab in Weert, dat bij de Vereniging bekend staat als niet gecertificeerd hofleverancier van orthomoleculaire kwakdiagnosen, werd een mutatie van het PON-1 gen gevonden, waardoor patiënt overgevoelig zou zijn voor organofosfaten, in een laboratorium in Erlangen, Duitsland zijn er fenylfosfaatbepalingen uitgevoerd.

Er was een duidelijk verhoogde waarde van fenylfosfaat van 16.93 (normale waarden tot 5). Daarnaast werd in een laboratorium in Durham gekeken naar autoimmuun-antistoffen tegen neuronale eiwitten zoals map-2 en nfp en tau eiwitten en ja wel: ze waren 7 tot 8 keer verhoogd in vergelijking met controles. Onbekend is naar hoeveel laboratoria bloed van Van den Heuvel is gestuurd totdat men bovenvermelde belachelijke uitslagen kon oogsten. Die lijken eerder afgedwongen door zeer breed testen, waarbij je altijd wel iets vindt, dan gebaseerd op gerichte aanvragen.

De CRvB doorzag deze aanpak en ging wijselijk niet over tot erkenning van de diagnose aerotoxisch syndroom. Het arrest stelde: ‘Daargelaten het al dan niet bestaan van een aerotoxic syndrome, heeft verzekeringsarts Klijn voldoende en inzichtelijk gemotiveerd dat sprake is van een medisch substraat’. De rechter lijkt hier toch geïntimideerd door de lab uitslagen. Wegens persisterende vermoeidheid en de concentratiestoornissen acht de CRvB een werkweek van drie dagen per week à 7 uur per dag redelijk en haalbaar. Hageman had – zonder verdere onderbouwing – gepleit voor drie werkdagen per week à 4 uur, met steeds na twee uur een pauze. Beide partijen, UWV en Van den Heuvel worden partieel in het gelijk gesteld en het UWV krijgt de opdracht om na een nog te volgen arbeidskundig onderzoek een nieuwe beslissing te nemen. Het UWV wordt veroordeeld in de proceskosten .

Long covid
In het roemruchte NTvG nummer over de medische hypes werd long covid nog voorzien van een vraagteken. Ikzelf ging een stapje verder door het vermoeden uit te spreken dat er geen andere therapie zal worden gevonden dan cognitieve gedragstherapie, ondanks het grootschalige en in talrijke centra uitgevoerde wetenschappelijk onderzoek. Bij long covid gaat het om lang aanhoudende klachten van vooral vermoeidheid, concentratie- en geheugenstoornissen alsmede benauwdheid na een doorgemaakte covid infectie. Patiënten bij wie aan o.a. hart of longen nog restletsel kan worden gevonden of die neurologische afwijkingen houden, die vallen buiten de diagnose.

Aan de populariteit van modeziekten komt meestal een eind als het wetenschappelijk onderzoek naar de oorzaak en biologie van deze aandoeningen dood loopt. Tot op dit moment is er voor long covid nog geen fatsoenlijk substraat gevonden en wachten wij af of er ooit een plausibele verklaring, anders dan vanuit de psychosomatische hoek, wordt gevonden. Uiteraard is niet uit te sluiten dat dat gaat gebeuren, maar ik acht de kans erop gering. Op mijn vrij stellige uitspraken over de long covid kwam felle kritiek op twitter, maar ook van enkele bestuursleden van de VtdK kreeg ik commentaar.

Men vindt dat ik eerst het nadere wetenschappelijk onderzoek moet afwachten. Voor de zekerheid wil ik hier beklemtonen dat mijn visie op deze epidemie van long covid niet een officieel VtdK-standpunt is. Het is mijn analyse en verwachting, maar uiteraard moet mijn gelijk eerst nog bewezen worden. Veel kenmerken van de lijders aan long covid komen overeen met het profiel van modeziekten en biologisch is het moeilijk uit te leggen waarom het syndroom juist en vooral optreedt bij mensen die de mildere vormen van long covid doormaakten en niet bij de gevallen die tot ziekenhuisopnamen leidden. Vrouwen zijn vaker aangedaan, een fenomeen dat ook voor de meeste modeziekten opgaat.

Ik kan mij natuurlijk vergissen en ik realiseer mij ten volle dat we met een ongewoon virus te maken hebben: nooit eerder zagen wij een virus dat smaak en reukvermogen aantast, dat trombose en trombopenie kan veroorzaken, dat een ‘cytokine storm’ kan opwekken, blauwe tenen veroorzaakt alsmede concentratiestoornissen (‘brain fog’). Of de long covid zich in dit rijtje rariteiten zal kunnen handhaven, dat is een open vraag. Op meerdere plaatsen in ons land draaien er follow up spreekuren voor mensen met aanhoudende post covid klachten, maar hier en daar zijn deze al weer gestaakt: het ontbreken aan goede therapeutische mogelijkheden werkt ontmoedigend op arts en patiënt.

Epicrise

Zoals al eerder met aandoeningen als ME/CVS, RSI, post-Q koorts en chronische Lyme het geval was is er nu ook weer sprake van een scherp debat over het realiteitsgehalte van deze mogelijk nieuwste tak aan de boom met modeziekten. Beide partijen, de sceptici en de gelovigen, hebben uiteraard het beste voor met hun standpunt en hun wens om de aangerichte schade van deze aandoeningen zo veel mogelijk te beperken. De gelovigen verwijten de sceptici harteloosheid en botheid, alsmede gebrek aan respect.

De sceptici beklemtonen het gebrek aan wetenschappelijk bewijs voor de aangedragen stellingen van de lijders en hun sympathisanten. De kern van de controverse is onderbelicht, maar mijns inziens duidelijk. Sceptici, waaronder ik zelf, zijn ervan overtuigd dat modeziekten verregaand te voorkomen zijn, mits de medici en wetenschapsmensen zich publiekelijk blijven uitspreken en de filosofie achter de modeziekten blijven afwijzen en aanvallen. Het moet gênant worden om je met een pseudo-diagnose te melden bij artsen en familie c.q. vrienden. Ook nu al worden trouwens veel lijders aan dergelijke aandoeningen achter hun rug uitgelachen. De gelovigen benadrukken de realiteit van hun klachten en die kunnen inderdaad soms zeer heftig zijn.

Er zijn maar weinig sceptici, die daaraan twijfelen. Als de lijders vragen om respect bij de sceptici, dan mogen zij dat krijgen. Maar dat betekent niet dat wij daarmee de vaak zwakke en gekunstelde biomedische theorieën van hen overnemen. Die blijven onzinnig. Het is van tweeën een: je wijst de dwaalleer publiekelijk af en doet dat ook in aanwezigheid van de lijder of je houdt de mogelijkheid van een biomedische opheldering van het ziektebeeld open en de lijder blijft dan onbedreigd in zijn bubbel, zonder veel kans op genezing. Beide benaderingen simultaan omhelzen, dat kan niet. Men kan niet blazen en tegelijk het meel in de mond houden.

Voor verzekeringsartsen en keuringsartsen is deze categorie buitengewoon lastig. De wet stelt eisen aan de beoordelingen, die bijna niet zijn waar te maken. Het idee van causaliteit ligt bij juristen soms heel anders dan bij medici. Het lijkt het gemakkelijkste om de lijders gelijk te geven en van een uitkering te voorzien. Ik acht dat echter een vorm van verwaarlozing en bovendien moeten uitkeringen betaald worden door de gezonde premiebetalers.

Ook zij hebben recht op een rechtvaardige en gegronde beoordeling van elke cliënt, die arbeidsongeschiktheid claimt op basis van een substraatloze aandoening. De rechter in de casus van het meisje met whiplash deed een uitstekende uitspraak. Op het eerste gezicht wreed en harteloos, maar tegelijk haar enige kans op herstel en normale deelname aan onze samenleving. Het tweede hier besproken arrest over de pilotenziekte is minder lofwaardig, al bleef hij het ziektebeeld afwijzen. Dat hij een paar oneigenlijk verkregen lab uitslagen tot serieus medisch substraat betitelde, dat is wel te betreuren. Whiplash, pilotenziekte en long covid: aan het palaver hierover is nog lang geen eind in zicht.

Noten

– Shorter E. From Paralysis to Fatigue. New York: The Free Press, 1992, ix.
– ‘Ziek Gedrag’. 10 december 2004. www.vpro.nl
– Renckens. Whiplash revisited. NTtdK, 2018, no 3; 31-34.
– ECLI:NL:GHARL:2021:1759
– Website Verbond van Verzekeraars. Hof, whiplash, causaal verband.
– Hoge Raad 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1278 (rov. 2.10.3 – 2.10.5).
– Citaat van W F Hermans in Wittgenstein in de mode en Kazemier niet. p. 79, 1967.
– ECLI:NL:CRVB:2021
– Long covid is de lekenterm voor het fenomeen. Medische term luidt: Post-Acute Sequelae van SARS-CoV-2 infection (PASC).
– De voornaamste gelovigen op twitter zijn Judith Rosmalen, hoogleraar psychosomatiek Groningen, Mark Vink, ex-huisarts en ME-patiënte en wetenschapsjournaliste Asha ten Broeke.

C.N.M. Renckens

Gerelateerde artikelen

podcasts - 14 februari 2024

Cees Renckens was te gast bij de podcast Op je gezondheid om te praten over kwakzalveritus, ook wel 'kwakzalverij' genoemd.

tijdschrift - 15 januari 2024

Hoe om te gaan met misinformatie? Piet Borst gaat daarop in aan de hand van twee nieuwe boeken.

shop - 24 december 2023

Het boek 'Met het vizier op Kackadoris' van Cees Renckens is in vierde druk beschikbaar. Nieuwe leden krijgen het boek gratis.