UitgelichtHet boek “Met het oog op Kackadoris” van Cees Renckens is weer beschikbaar!

Koop hier het boek

Kwakzalvers van de twintigste eeuw

Toen ik tijdens een kortstondige correspondentie met Gerard Reve zijn mening vroeg over mijn kritiek op de alternatieve geneeskunde kreeg ik ten antwoord dat hij het op alle onderdelen met mij eens was met uitzondering van mijn afwijzing van het bestaan van paranormale fenomenen. Deze, daar viel niets aan te doen, bestonden beslist en ik hoefde er Schopenhauers ‘Über das Geistersehen und was damit zusammenhängt’ (uit de Parerga, 1853) maar op na te lezen en ik zou het wel begrijpen. Lezend in Schopenhauer, die mij m.b.t. het paranormale niet kon overtuigen, werd ik getroffen door een ander citaat, dat ik vandaag als motto aan mijn voordracht wil meegeven: ‘Een filosofie waarin men tussen de regels niet de tranen, het huilen en tandenklapperen en het verschrikkelijke spektakel van het elkaar vermoorden hoort, is geen filosofie.’

Bij de bestrijding van de kwakzalverij ontkomt men er, net zomin als in de filosofie, niet aan om regelmatig concreet te worden en man en paard te noemen. Het is mooi als uit allerlei gerandomiseerd wetenschappelijk onderzoek blijkt dat acupunctuur, vitamine-overconsumptie, kankerdieet, homeopathie etc., niet werkt, maar daarmee komen wij er niet. Reeds de oprichters van de VtdK spraken zich uit in deze geest, maar ook hedendaagse polemisten als Hermans en Komrij steunen deze gedachte. Komrij schreef in zijn Lood en Hagel (p.12): ‘Wel weet ik dat je aan domme of ongewenste of zomaar vervelende ideeën het beste een eind maakt door de drager van die ideeën neer te leggen. Wie zich beklaagt over het spelen ‘op de man en niet op de bal’ is een slappeling. Hij durft niet eens met zijn lijf – met borstkas en ruggengraat – voor zijn gedachten te gaan staan. Hij wil wel rare dingen zeggen, als we de rare kop die ze zei er maar buiten laten.’ Zo wil ik thans in een terugblik op de voorbije eeuw een lijst presenteren van de kwakzalvers die daarin de hoofdrol vertolkten. Het wil geen belligerente afrekening zijn, maar enerzijds verslaglegging voor de geschiedenis en anderzijds hoop ik ook enig inzicht te kunnen verschaffen in de persoonlijkheidsstructuur van de genezers uit die periode. Eerder publiceerde ik reeds de criteria waaraan de genomineerde 25 artsen en 25 niet-artsen zouden worden beoordeeld. Artsen zijn nadrukkelijk geïncludeerd: kwakzalvende medici zijn niet alleen gevaarlijker dan niet-artsen (Ambrose Bierce zei reeds: ‘The quack is a murderer without a license to kill.’), het valt hen natuurlijk ook intellectueel zwaarder aan te rekenen dat zij methoden toepassen, die de toets der wetenschappelijke kritiek niet kunnen doorstaan.

Om juridische complicaties te voorkomen wil de Vereniging zich bij de definitie nauw aansluiten bij de begripsbepaling zoals vorig jaar door de rechter in het kort geding Houtsmuller versus Vereniging is vastgesteld. Net zoals sinds jaar en dag al door de VtdK wordt uitgedragen impliceert of vereist een betiteling als ‘kwakzalver’ – in het rechterlijk oordeel – dus allerminst dat kwade trouw of oplichting in het spel is: deze is in de praktijk immers nauwelijks te beoordelen. Genomineerden behoeven zich in die zin niet beschuldigd te voelen van immoreel gedrag, zij worden slechts beschuldigd van kwakzalverij en meer niet!

De term kwakzalver moet door hen, die zo betiteld worden ook niet als zo zwaar worden opgevat: W.F. Hermans gebruikte wel krachtiger terminologie om af te rekenen met hem onwelgevallige personen: hij noemde zijn uitgever Van Oorschot eens ‘pooier, aasgier en lijkbezorger’. In Mandarijnen op zwavelzuur heet J.B. Charles ‘een literaire gorilla’, Anton van Duinkerken ‘een wijwatergeus’ en ‘brontosaurus van Vaticaanstad’, Adriaan Morriën ‘een gekookte mossel’ en uitgever Bert Bakker ‘een drukwerkbandiet’. En dat zijn dan nog enkele van Hermans mildere kwalificaties: hoe kan iemand er dan ooit over klagen als hij van kwakzalverij wordt beschuldigd?

Voor de definitie van kwakzalverij, die leidraad is geweest en zal zijn bij de beoordeling van de twintigste eeuwse kwakzalvers, verwijs ik opnieuw naar het Actieblad van september 2000.

(Kwakzalverij is
a. elk beroepsmatig handelen c.q. het verlenen van raad of bijstand in relatie tot de gezondheidstoestand van mens of dier dat
b. niet gefundeerd is op toetsbare en voor die tijd logische dan wel empirisch houdbare hypothesen en theorieën, die
c. actief onder het publiek worden verspreid,
d. zonder dat toetsing binnen de beroepsgroep op effectiviteit en veiligheid heeft plaatsgevonden en die
e. veelal zonder overleg met medebehandelaars worden toegepast).

Bij het vaststellen van de volgorde is gebruik worden gemaakt van een semi-kwantitatieve beoordelingsscore. Deze, ook al eerder gepubliceerd in het Actieblad, is de volgende:

A. Opleidingsniveau.1. Ongeschoold
2. Laag geschoold
3. Medisch geschoold
B. Aard van de therapie1. Pseudo-medisch
2. Paranormaal
3. Bovennatuurlijk/absurd
C. Toegebrachte schade1. Alleen financieel
2. Lichamelijke schade
3. Dodelijke slachtoffers
D. Agressie tegen reguliere geneeskunde1. Afwezig
2. Matig
3. Krachtig
E. Duur carrière1. Minder dan 5 jaar
2. 5-10 jaar
3. Langer dan 10 jaar
F. Materieel gewin1. Kon er van leven
2. Verdiende goed
3. Werd rijk
G. VeroordelingenArtsen:
1. Geen tuchtrechtelijke straf
2. Wel tuchtrechtelijke straf
3. Schorsing en/of strafrechtelijke veroordelingen

Niet-artsen:
1. Af en toe
2. Frequent
3. Gevangenisstraf

H. Aanwijzingen voor oplichting1. Geen
2. Misschien
3. Zeker
I. Publikaties1. Geen
2. Weinig
3. Veel
J. Schoolvorming1. Alleen eigen praktijk
2. Gering (familieleden)
3. Flink
H. Politieke steun1. Geen
2. Misschien
3. Zeker

Hoe meer nummers 3 worden gescoord hoe hoger de kwakzalver op de lijst zal eindigen. Besloten is om ‘indirecte’ kwakzalvers uit te sluiten, dat wil zeggen dat alleen zij die daadwerkelijk ‘hands on’ mensen behandelden zullen worden beoordeeld. Natuurlijk is het te betreuren dat mensen als Vogel, Nieuwenhuis, Schuitemaker, Aakster, Mellie Uyldert, Van Wijk, Dicke en Fontijn ‘hors concours’ blijven, maar strikt genomen werkten zij voornamelijk bedrijfsmatig of opiniërend en niet beroepsmatig sensu strictu. Wij rekenen hierbij dus op uw begrip!

De criteria bleken in de praktijk goed bruikbaar, hoewel zich twee problemen voordeden. Niet altijd is bekend of artsen tuchtrechtelijk zijn veroordeeld: deze gegevens kwamen en komen niet altijd naar buiten en zo zou sommigen ten onrechte enkele punten kunnen worden onthouden. Ook de vraag of er sprake zou kunnen zij van oplichting bleek lastig: het is vrijwel onmogelijk om die vraag te beantwoorden. Verder dan vermoedens kom je bijna nooit. Toch is besloten deze vooraf vastgestelde criteria wel te handhaven, maar mijn opvolger over 100 jaar zou ik in overweging willen geven deze twee liever te laten vervallen.

En dan wil ik u nu in volgorde van nummer twintig naar nummer één de lijst presenteren. Bij elk wordt gemeld, geboorte- en/of sterfdatum, periode gedurende welke alternatief werd gepraktiseerd.

1. Moerman C.
2. Samuels J.
3. Borgman J.
4. Van der Upwich H.
5. Staphorster Boertje
6. Defares J.G.
7. Sickesz M.
8. Van der Schaar P.J.
9. Lodewijkx A.J.
10. Haverhoek, Femia
11. Croiset G.
12. De heer X.
13. Eilers H.J.
14. Hofmans, Greet
15. Jomanda
16. Neelissen F.J.M.
17. Maas H.P.J.A.
18. Mieremet J.G.
19. Polderman Rama
20. Veeman J.

 

In dit overzicht is een globale beschrijving gegeven van de twintig Grootsten. Er is geen pretentie van volledigheid, maar de meeste feiten zullen kloppen. Voor aanvullingen en/of correcties houdt de VtdK zich aanbevolen. Er mag, mits met bronvermelding, rustig uit geciteerd worden.

Of wij er veel wijzer van kunnen worden over de karakterstructuur van de kwakzalver, dat beoordele u zelf. Enkele feiten vielen op. Bijvoorbeeld dat een Indische jeugd relatief veel voorkwam, terwijl nogal wat paranormalen een vrij moeilijke jeugd doormaakten. De paranormale geaardheid openbaart zich veelal al op jonge leeftijd en kwakzalvers praktiseren meestal tot op hoge leeftijd. Dit laatste fenomeen moet wel samenhangen met het vrijwel universeel onder kwakzalvers aanwezige gebrek aan zelfkritiek. Opvallend is het schijnbaar onwankelbare vertrouwen in eigen kunnen en prestaties. Zowel kinderlijke openhartigheid en argeloosheid komen veel voor als ook achterdocht en het idee tegengewerkt te worden door ‘concurrenten’. De indruk wordt ook gewekt dat een ultrarechtse politieke signatuur bij kwakzalvers relatief veel voorkomt, mogelijk in samenhang met ‘liefde voor de natuur en bodem’ en de veelvuldig geuite Godsvrucht. Ten slotte blijft opvallend hoe weinig last zij hebben van politiek en justitie, terwijl de media altijd weer meer belangstelling tonen voor onfatsoenlijke ondeugd dan voor deugdzaam fatsoen. Nieuwswaarde prevaleert boven verantwoordelijkheid voor de gevolgen van kritiekloos presenteren van kwakzalvers: het is in de journalistiek van alle tijden.

Een andere opvallende bevinding van deze lijst is dat er van de tien reeds overleden figuren er drie arts en zeven niet-arts waren. In de recentere periode is dat omgekeerd: zeven van de tien nog in leven zijnde en voor het meerendeel ook nog praktiserdende kwakzalvers zijn medicus: zij lijken het heft in handen te hebben. Een betreurenswaardig fenomeen.

Dankbetuiging: Sophie Jitta, Fokelien Stenneberg.

 

Nieuwsbrief

De Digitale Nieuwsbrief van de VtdK houdt u regelmatig op de hoogte van nieuwe artikelen op deze site.

 

Nederlands Tijdschrift tegen de Kwakzalverij

Schrijf je in en ontvang het Nederlands Tijdschrift tegen de Kwakzalverij (NTtdK).

Word lid east
Kwakzalverij