UitgelichtHet boek “Met het oog op Kackadoris” van Cees Renckens is weer beschikbaar!

Koop hier het boek
Door: C.P. van der Smagt | Geplaatst: 29 mei 2001

Homeopathie 3: wetenschappelijk onderzoek

Homeopaten laten geen gelegenheid voorbijgaan om te betogen dat nu zo langzamerhand wel wetenschappelijk is aangetoond dat homeopathie werkt. Alleen hóe precies zou nog onbekend zijn. Wat is hier nu eigenlijk van waar?

Tot nu toe is de enige manier om in de geneeskunde tot betrouwbare uitspraken te komen over de werkzaamheid van een therapie ‘placebo-gecontroleerd onderzoek’. Dit houdt in dat een aantal patiënten, die ten aanzien van enige relevante criteria goed vergelijkbaar zijn, in twee groepen wordt verdeeld. De ene groep wordt behandeld met het te testen middel, het verum, de andere, de controlegroep, krijgt een [pagelink]87,placebo[/pagelink], dat is een niet-werkzaam preparaat dat in uiterlijk en smaak niet van het verum is te onderscheiden. Er dient voor te worden gezorgd dat iedere patiënt dezelfde kans heeft om in de behandel- of de controlegroep terecht te komen en patiënten noch onderzoekers mogen weten wie het verum en wie het placebo krijgen toegediend (dubbelblind). Na afloop van het onderzoek worden de groepen vergeleken en wordt er nagegaan hoe groot de kans op een verschil in effect dat minstens even groot is als in het onderzoek waargenomen verschil tussen placebo en verum – aangenomen dat er geen feitelijk verschil in geneeskracht is, en alleen maar toeval een rol speelt. Is deze kans klein (in elk geval niet groter dan 5%) dan noemt men het verschil statistisch significant. Er bestaat dan een sterke aanwijzing dat het middel inderdaad een werking heeft die boven de placebowerking uitgaat. Als het goed is wordt hetzelfde onderzoek nog eens door andere onderzoekers herhaald. Als het onderzochte middel echt effect heeft, moet de uitkomst de tweede keer weer significant zijn. Bovendien moet een dergelijk onderzoek in methodologisch opzicht aan strenge eisen voldoen. Kleine fouten in de opzet kunnen de uitkomst zo onbetrouwbaar maken dat er geen conclusies meer aan verbonden kunnen worden.

Tot dusver is er op beperkte schaal dergelijk onderzoek naar het effect van homeopathische middelen gedaan. In 1990 doorzochten C.Hill en F.Doyon de medische literatuur en vonden een honderdtal onderzoeken met homeopatica. Ze sloten alle studies uit waarbij het toewijzen van patiënten aan de behandel- en controlegroep niet correct was geschied. Van de 40 onderzoeken die overbleven bleek in 20 het verum effectiever dan het placebo, in de 20 andere niet. Al of niet terecht trokken de onderzoekers de conclusie dat er geen aanwijzingen bestaan voor werkzaamheid van homeopathische middelen en dat verder grootschalig onderzoek niet zinvol is.

In 1991 deden J.Kleijnen e.a. iets dergelijks, maar ze beoordeelden alle trials niet op één maar op een aantal kwaliteitsaspecten, waarvoor ze punten gaven. Elke studie kon maximaal 100 punten verdienen. Over het algemeen bleek de kwaliteit bedroevend slecht. Van de in totaal 107 onderzoeken kregen er maar 16 meer dan 59 punten, geen enkele was 100 punten waard en maar twee brachten het tot 90. Tot verbazing van de onderzoekers bleek in elf van deze 16 trials het verum significant effectiever dan het placebo. Ze schreven dit o.a. toe aan het bekende feit dat onderzoeken met een negatief resultaat lang niet altijd worden gepubliceerd. Slechts één middel was twee keer onderzocht, de ene keer (75 punten) met een positief resultaat, de tweede keer (90 punten) zonder dat er effect van werd gezien. In tegenstelling tot Hill en Doyon concludeerden Kleijnen c.s. dat niet helemaal vast staat dat homeopathie niet werkt en ze bevalen nieuw, methodologisch perfect onderzoek aan.

Sindsdien zijn er inderdaad in diverse landen verslagen van nieuwe, soms heel behoorlijke trials verschenen, o.a. in Nederland gedaan door mevr. E. de Lange-de Klerk die geen effect van de homeopathische behandeling van kinderen met frequente luchtweginfecties kon aantonen (wonderlijk genoeg verklaarde de onderzoekster later in een interview dat ze ondanks dit negatieve resultaat toch door zou gaan met de homeopathische praktijk). Op grond van al deze nieuwe gegevens verklaarde de redactie van het zeer gezaghebbende ‘Geneesmiddelenbulletin’ in maart 1996: ‘Met de huidige kennis van zaken dient men de therapeutische toepassing van homeopathische middelen te beschouwen en te hanteren als een bijzondere vorm van [pagelink]87,placebo-therapie[/pagelink].Niets wijst erop dat homeopathie een groter effect kan bieden’.

In 1997 werd door K. Linde e.a. een zogenoemde meta-analyse gepubliceerd van 89 onderzoeken naar het effect van homeopathische middelen. In een meta-analyse worden gegevens uit diverse studies gecombineerd. De auteurs concludeerden dat de resultaten van deze analyse niet verenigbaar zijn met de hypothese dat de klinische effecten van homeopathie volledig zijn toe te schrijven aan placebo. Ze voegen er onmiddellijk aan toe dat evenmin is aangetoond dat homeopathie voor enige afzonderlijke aandoening werkzaam is. Ook zij pleiten weer voor nieuw, goed opgezet onderzoek hoewel ze het op grond van hun bevindingen zelf waarschijnlijk achten dat studies van een hogere kwaliteit minder significante resultaten zullen laten zien (in de methodologisch beste onderzoeken werd geen verschil tussen homeopathisch middel en placebo gevonden).

In de Vereniging tegen de Kwakzalverij zijn we een andere mening toegedaan. Het wordt hoog tijd eens op te houden met te proberen wat nu al in 200 jaar niet gelukt is. Wat heeft het voor zin om steeds maar weer geldverslindend onderzoek te doen om bizarre hypothesen te toetsen die in het verleden al bij herhaling niet bevestigd konden worden? En dat terwijl er voor echt belangrijk onderzoek op het terrein van kanker en ernstige chronische ziekten altijd te weinig geld is. Hoopt men de homeopaten te overtuigen dat ze onzin verkopen (voor zover ze dit niet allang weten)? Gezien de enorme commerciële belangen die de ‘homeopathische illusie’ mede in stand houden, is het niet waarschijnlijk dat de homeopaten door welk onderzoek dan ook ooit zullen terugkomen op de dwalingen huns weegs.

 

Dit is een onderdeel van een serie van vier artikelen:

Homeopathie 1: de klassieke homeopathie

Homeopathie 2: de homeopathische praktijk

Homeopathie 3: wetenschappelijk onderzoek

Homeopathie 4: registratie van homeopathische middelen

Nieuwsbrief

De Digitale Nieuwsbrief van de VtdK houdt u regelmatig op de hoogte van nieuwe artikelen op deze site.

C.P. van der Smagt

Studeerde van 1955 tot 1963 geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Na een klinische stage van twee jaar was hij gedurende 30 jaar werkzaam als huisarts. Hij publiceerde diverse artikelen over alternatieve geneeswijzen en schreef op verzoek van de stichting Skepsis een boekje over homeopathie. Hij is thans gepensioneerd.

Gerelateerde artikelen

artikelen - 25 maart 2024

Buitenlandrubriek met o.a.: Vier op de tien Zweden geloven in paranormale zaken / Indiaas ayurvedisch topmerk mag geen reclame meer maken.

artikelen - 23 februari 2024

Buitenlandrubriek met o.a.: Vraag naar Australische wichelroede-lopers neemt toe / Welke therapie gaat homeopathie-liefhebber Koning Charles gebruiken?

artikelen - 25 januari 2024

Buitenlandrubriek met o.a.: Homeopathie niet meer vergoed in Duitsland / Amerikaanse verloskundige gaf 1500 kinderen nep-vaccinaties.